De overstap naar duurzame energie is in volle gang. Toch zijn we, met nog maar 20% groene energie, pas aan het begin van de reis. Tot nu toe richt het beleid zich vooral op CO₂-reductie en technische oplossingen. Maar de werkelijke uitdaging is groter. De energietransitie gaat niet alleen over zonnepanelen, windmolens en warmtepompen, maar over hoe we wonen, werken, reizen en samenleven.
De energietransitie is geen technisch project, maar een maatschappelijke verandering die ons allemaal raakt.
INHOUDSOPGAVE
1. In het kort: cijfers, analyse en perspectief
2. Inleiding
3. De geschiedenis van ons energiegebruik
4. Waar staan we op dit moment?
5. Wat is het perspectief naar de toekomst?
6. Werkt de Nederlandse aanpak?
7. Wat ieder kan bijdragen
8. Tot slot
In de bijlage een overzicht van de gebruikte bronnen.
1. IN HET KORT: CIJFERS, ANALYSE EN PERSPECTIEF
1.1 Waar staan we nu?
- Ons totale energieverbruik is al 50 jaar opvallend stabiel, zo’n 3.000 petajoule per jaar. Dat terwijl de Nederlandse bevolking met 40% groeide en de economie verviervoudigde. We zijn dus steeds slimmer en efficiënter met energie omgegaan.
- Onze energievoorziening bestaat uit gas (40%), olie (40%) en elektriciteit (20%). De grootste gebruikers zijn industrie (40%) en mobiliteit (30%). Huishoudens gebruiken circa 15% en de resterende 15% is voor landbouw, zorg, kantoren en ICT.
- Mondiaal ligt ons energiegebruik ruim drie keer boven het wereldgemiddelde. Binnen Europa zitten we iets onder het gemiddelde. Nederlanders verbruiken minder energie dan Belgen of Duitsers, maar meer dan Fransen.
- Hoewel de energietransitie al decennia loopt, is nog maar 20% van ons energiegebruik duurzaam. Elektriciteit uit zon en wind groeit snel. Biobrandstoffen en biogas staan nog in de kinderschoenen.
- De CO₂-uitstoot daalde sinds 1990 met ongeveer 33%. Dat is winst, maar onvoldoende om de doelen voor 2030 en 2050 te halen, zeker als we de uitstoot via importproducten en vliegverkeer meerekenen.
- Na de sluiting van de Groningse gasvelden produceert Nederland nog maar zo’n 45% van de energie zelf. Zelfs die ‘eigen’ energie is vaak afhankelijk van buitenlandse technologie en grondstoffen, wat onze kwetsbaarheid vergroot.
- Tussen 2020 en 2023 stegen de energiekosten voor huishoudens met 30 tot 70%. Vooral mensen met een laag inkomen, een slecht geïsoleerd huis of weinig investeringsruimte zijn kwetsbaar.
- De snelle elektrificatie zorgt voor netcongestie en verspilling. Zonneparken en windmolens kunnen hun stroom niet altijd kwijt. Er is te weinig opslagcapaciteit en vraag en aanbod zijn slecht afgestemd.
- Veel burgers voelen zich buitenspel gezet door geldgebrek, ruimtegebrek of regeldruk. Tegelijk lijken grote uitstoters relatief buiten schot te blijven. De lasten komen vaak terecht bij mensen met weinig middelen of invloed.
- Vanaf 2026 treedt een nieuwe Energiewet in werking die moet zorgen voor een meer transparante, eerlijke en beter georganiseerde energiemarkt. Met meer ruimte voor lokale initiatieven. Of dit in de praktijk ook zo uitpakt, hangt af van de uitvoering én het politieke draagvlak.
- Tot slot: onze werkelijke energievoetafdruk is vermoedelijk twee tot drie keer zo groot, als je de import van goederen en diensten meerekent.
1.2 Wat is de kern van de opgave?
- De energietransitie begon met zorgen over het klimaat. CO₂-reductie stond centraal. Inmiddels weten we dat het klimaatsysteem complexer is dan we dachten, met grote regionale verschillen en veel onzekerheden. Toch blijft het terugdringen van uitstoot belangrijk.
- Fossiele energie leidt nl. niet alleen tot CO₂-uitstoot, maar ook tot stikstofemissie, fijnstof en aantasting van lucht-, water- en bodemkwaliteit. De winning en verbranding veroorzaken ecologische schade en gezondheidsproblemen. Bovendien maakt import van olie en gas ons afhankelijk van instabiele of ondemocratische regimes.
- De energietransitie vraagt om drie samenhangende bewegingen. (1) Het vergroenen van het aanbod. (2) Het verlagen en electrificeren van de vraag. (3) Het slimmer afstemmen van vraag en aanbod om verspilling te voorkomen.
- De opgave is omvangrijk: industrie, transport maar ook onze huishoudens zijn nog sterk afhankelijk van gas en olie. Nederland blijft achter bij de EU-doelstellingen en mondiale trends. We moeten versnellen op meerdere fronten.
- Sociale rechtvaardigheid is een voorwaarde. Tot nu toe profiteren vooral investeerders, terwijl lage- en middeninkomens de rekening betalen. Zonder herverdeling en ondersteuning blijft draagvlak kwetsbaar.
- Onafhankelijkheid, zowel individueel als nationaal, is cruciaal. Zelf energie produceren, buffers opbouwen, circulair werken en lokaal organiseren: dat versterkt onze leveringszekerheid én veerkracht.
- De transitie gaat pas echt werken als de vervuiler gaat betalen. Met een laag belastingtarief voor groene energie/producten en een hoog tarief voor grijze/zwarte energie (óók voor vliegen en zwaar transport). De opbrengsten kunnen gebruikt worden om huishoudens en bedrijven te helpen bij de overstap. Eenvoudig, eerlijk en effectief.
- Circulaire productie en energiebesparing vormen de stille krachten van de transitie: wat we niet verbruiken, hoeven we ook niet op te wekken of te importeren.
1.3 Wat kunnen overheden en bedrijven en wat kun je zelf concreet doen?
- De overheid moet richting geven en ruimte laten. Dat betekent: duidelijke doelen, stabiele spelregels en slimme prikkels. Belast grijs, stimuleer groen. Bouw fossiele subsidies af (jaarlijks goed voor miljarden aan belastingvoordelen en vrijstellingen). Bescherm wie kwetsbaar is. Ondersteun wat werkt. Geef energiecoöperaties, gemeenten en burgers alle ruimte om zelf te handelen.
- En zelf investeren in wat toekomst heeft. Als publieke eigenaar van de energie-infrastructuur moet de overheid kiezen voor netten die fossielvrij zijn. Dat betekent investeren in elektriciteitsnetten, warmte-oplossingen en opslagcapaciteit en géén uitbreiding meer van gasleidingen of andere fossiele netten.
- De energiesector moet vergroenen én vernieuwen. Niet alleen met windmolens of waterstof, maar ook met systemen die vraag en aanbod beter balanceren. Slimme netten, lokale buffers en transparante prijzen maken het systeem veerkrachtiger en efficiënter.
- Bedrijven kunnen duurzaam voordeel halen. Niet alleen door energie te besparen of op te wekken, maar ook door ketens te verkorten, circulair te produceren en eerlijk te communiceren. Van mkb tot grootverbruiker: wie nú investeert, bouwt aan een toekomstbestendig profiel.
- Burgers hebben invloed door keuzes te maken: in energiegebruik en gedrag, in wat je consumeert en hoe je stemt. Niet alles hoeft tegelijkertijd. Maar wel bewust. Deel energie, sluit je aan bij een initiatief, praat mee. Veranderen hoeft niet altijd moeilijk te zijn, soms is het gewoon beginnen.
- De samenleving verdient een eerlijk gesprek. Niet via slogans of door schuldgevoelens, maar via gedeelde waarden. Wat vinden we echt belangrijk? Wat is rechtvaardig? Wat is haalbaar? Een brede en verdiepende dialoog is geen luxe, maar noodzaak als we koers willen houden in de storm.
- Zwarte energie (kolen en zware olie): het meest vervuilend, met een uitstoot van zo’n 900–1000 gram CO₂ per kilowattuur. Wordt snel afgebouwd, maar is nog verantwoordelijk voor 10–15% van de totale energievoorziening.
- Grijze energie (aardgas en moderne oliecentrales): iets schoner, maar nog steeds fossiel, met een uitstoot van ongeveer 350–500 gram CO₂/kWh. Neemt met ca. 65–70% nog altijd het grootste aandeel in.
- Groene energie (zon, wind, waterkracht, duurzame biomassa): goed voor ongeveer 20% van het totale verbruik, met vrijwel geen directe uitstoot, maar wél grondstof- en landschapsimpact.
- Kernenergie: Geen CO₂-uitstoot bij productie, maar milieukritiek door uraniumwinning, risico’s op ongelukken en radioactief afval. Qua klimaatimpact vergelijkbaar met groen, maar maatschappelijk omstreden.
2. INLEIDING
Op weg naar een duurzame energievoorziening
De mens leeft in toenemende welvaart en gebruikt steeds meer energie om te wonen, te werken, te reizen en te ontspannen. Tegelijkertijd leidt het hoge energiegebruik tot vervuiling van de natuur, verstoring van ecosystemen en toenemende afhankelijkheid van andere landen en geopolitieke spanningen.
Daarom zoeken we naar een zuiniger, schoner en meer onafhankelijke manier van opwekking en gebruik van energie. De energietransitie is een maatschappelijke omschakeling die niet alleen draait om CO₂-uitstoot, maar ook over energiezekerheid, sociale rechtvaardigheid en strategische autonomie. Ze vraagt om fundamentele veranderingen in ons eigen gedrag, beleid en technologie. De energietransitie kun je zien als onderdeel van een bredere zoektocht naar nieuwe balans: met onszelf, met elkaar en met de aarde waarop we leven.
De centrale vraag: Hoe bouwen we een energievoorziening die duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar is én zo onafhankelijk mogelijk voor iedereen? Duurzaam betekent een manier van energie produceren en consumeren die de aarde niet uitput, de leefomgeving niet schaadt en toekomstige generaties geen onredelijke lasten oplegt.
3. DE GESCHIEDENIS VAN ONS ENERGIEGEBRUIK
Van individuele spierkracht naar wereldwijde energienetwerken
Tot het einde van de 18e eeuw was onze energievoorziening relatief eenvoudig. Mensen leefden van wat lokaal beschikbaar was: spierkracht (van mens en dier), wind, water en hout. Huizen werden gebouwd met natuurlijke materialen en zo ontworpen dat ze zomer en winter leefbaar waren. Ambachten, landbouw en vervoer waren arbeidsintensief, maar vaak verrassend efficiënt. Energieverbruik per persoon was laag, omdat energie schaars, kostbaar en cyclisch was: je gebruikte wat er beschikbaar was, en niet méér. Wind- en watermolens verlichtten het zware werk, verwarming kwam van open haarden of kachels, verlichting van kaarsen en olielampen. De ecologische voetafdruk bleef beperkt, al leidde overmatig houtgebruik soms tot ontbossing, zoals in delen van West-Europa in de 17e en 18e eeuw.
3.1 De industriële revolutie
Met de uitvinding van de stoommachine rond 1770 begon een nieuw tijdperk. Steenkool werd op grote schaal ingezet als energiebron, waarmee productieprocessen versneld werden, transport radicaal veranderde en steden in rap tempo groeiden. De schaal waarop energie beschikbaar kwam, maakte massaproductie mogelijk en veranderde de samenleving ingrijpend. In de 20e eeuw kwamen olie en aardgas op. Vooral de ontdekking van het Groningse gasveld in 1959 leidde tot een ongekende modernisering van het Nederlandse energiesysteem. Binnen korte tijd werd een landelijk gasnet uitgerold, en miljoenen huishoudens schakelden over op aardgas: betaalbaar, schoon en efficiënt. Maar het bracht ook nieuwe risico’s, zoals de aardbevingen en schade in Groningen pijnlijk duidelijk maakten.
3.2 De moderne welvaartsmaatschappij
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het energieverbruik per Nederlander explosief. Auto’s, elektrische apparaten, centrale verwarming, internationale vliegreizen en massaproductie veranderden het dagelijks leven fundamenteel. Energie werd vanzelfsprekend en onzichtbaar: de herkomst, prijs en milieu-impact verdwenen uit het zicht. Tegelijkertijd ontstonden nieuwe spanningen: luchtvervuiling, broeikasgassen, afhankelijkheid van instabiele landen en regio’s. Het besef groeide dat fossiele energie eindig is en dat grootschalig gebruik grote gevolgen heeft voor mens, milieu en geopolitieke stabiliteit.
3.3 Omslag in bewustwording
Vanaf de jaren ’70 ontstond langzaam een kentering. De oliecrises van 1973 en 1979, het rapport van de Club van Rome (1972), en later het VN-klimaatpanel (IPCC, vanaf 1988) markeerden een groeiend milieubewustzijn. Zonnepanelen en windturbines verschenen, isolatie werd populair. Toch bleef het systeem nog decennialang grotendeels fossiel, mede door lage prijzen, bestaande infrastructuur, technologische beperkingen en politieke belangen.
Pas in de afgelopen vijftien jaar is de transitie echt in een hogere versnelling gekomen. Duurzame elektriciteit uit zon en wind groeit snel. Gas wordt afgebouwd, elektrische auto’s winnen terrein, gebouwen worden energiezuiniger. Maar de uitdagingen nemen toe. De vraag stijgt door digitalisering, elektrische verwarming en mobiliteit. Netwerken raken overbelast. Energieprijzen zijn grillig en beïnvloedbaar. De energietransitie is in volle gang en tegelijk complexer dan ooit, omdat we meerdere doelen tegelijk willen bereiken: duurzaamheid, leveringszekerheid en betaalbaarheid.
De energietransitie houdt ons een spiegel voor, over hoe we omgaan met onszelf, met elkaar en met de natuur.
4. WAAR STAAN WE OP DIT MOMENT?
De energietransitie is niet langer abstract, maar tastbaar: aan de laadpaal, in het landschap en op de energierekening.
4.1 Wat hebben we de afgelopen jaren meegemaakt?
De afgelopen vijf jaar waren ingrijpend voor de Nederlandse energievoorziening. De sluiting van het Groningse gasveld, de oorlog in Oekraïne en de stijgende energieprijzen zorgden voor schokken in huishoudens en economie. Tegelijk leidde strengere klimaatdoelen en Europese wetgeving tot meer druk om te versnellen. De urgentie groeide, maar ook de verwarring. Beleidsdoelen veranderden, subsidies kwamen en gingen, prijzen schoten omhoog. Kolencentrales gingen dicht en weer open. Intussen omarmden veel burgers en bedrijven zonnepanelen, warmtepompen en elektrische auto’s. De stroom aan oplossingen groeit snel, maar niet iedereen kan meedoen. Veel mensen hebben onvoldoende kennis, ruimte of middelen. Ze stellen uit, raken het overzicht kwijt of krijgen het gevoel dat de energietransitie vooral iets voor anderen is.
4.2 De ontwikkeling van de vraag / verbruik van energie
Het totale energieverbruik in Nederland is al vijftig jaar opvallend stabiel: rond de 3.000 petajoule per jaar. Dat is opmerkelijk, want sinds de jaren ’70 groeide de bevolking met 40% en verviervoudigde de economie. Per persoon gebruiken we dus flink minder energie dan vroeger. Die efficiëntiewinst komt vooral door betere isolatie, zuinigere apparaten en slimmere productieprocessen. Ook de elektrificatie van vervoer en verwarming is zichtbaar: steeds meer mensen koken op inductie, rijden elektrisch of gebruiken een warmtepomp. Tegelijkertijd verspillen we de meeste energie niet via onze meterkast maar door overbodige producten die we kopen en onnodige reizen die we maken.
In 2023 ging zo’n 40% van ons energieverbruik naar de industrie vooral voor chemie, staal, kunstmest en raffinage. Mobiliteit volgde met 30%, huishoudens gebruikten ongeveer 15%. De resterende 15% komt uit sectoren als landbouw, zorg, ICT en kantoren. Internationaal vergeleken doen we het efficiënt. Per persoon verbruikt een Nederlander gemiddeld 154 gigajoule per jaar. In België ligt dat rond de 214, in Duitsland (met zwaardere industrie) boven de 600. Vergeleken met het Europese gemiddelde zijn we dus redelijk zuinig geworden. Wereldwijd ligt ons energieverbruik echter nog steeds zo’n drie keer boven het gemiddelde.
4.3 De ontwikkeling van het aanbod aan groene, grijze en zwarte energie
Nederland wekt steeds meer elektriciteit op uit duurzame bronnen. In 2023 kwam ongeveer 45% van de opgewekte elektriciteit uit zon en wind. Wind op zee groeit snel, zon op dak is populair bij huishoudens, bedrijven en coöperaties. Toch is elektriciteit slechts een vijfde van ons totale energiegebruik. En van die totale energievraag is nog steeds 80% fossiel: grijs (aardgas, olie) of zwart (kolen). Tot voor kort was Nederland grotendeels zelfvoorzienend dankzij het Groningse gas. Inmiddels produceren we nog maar 45% van onze totale energiebehoefte zelf. Ook daarin zijn we afhankelijk van buitenlandse technologie en grondstoffen.
Tegelijkertijd loopt onze infrastructuur tegen haar grenzen aan. Het elektriciteitsnet raakt overbelast op piekmomenten (netcongestie), waardoor nieuwe projecten vertraging oplopen of stilvallen. Windmolens en zonneparken kunnen hun stroom niet altijd kwijt. Grootschalige opslag ontbreekt nog. Vraag en aanbod zijn slecht op elkaar afgestemd met als gevolg: verspilling én frustratie.
4.4 Wie zijn er betrokken en wat zijn de belangen?
Burgers en consumenten: zoeken betaalbare en betrouwbare energie. Wie kan investeren, doet dat. Maar miljoenen mensen huren of hebben geen investeringsruimte. Zij ervaren vooral stijgende lasten en een gevoel van machteloosheid.
Bedrijven: grote bedrijven willen beleidszekerheid en goedkope energie, liefst met uitzonderingen. Het mkb heeft vaak minder invloed en marges, en mist toegang tot financiering voor verduurzaming.
Topverbruikers: als Tata Steel, Shell, Yara en raffinaderijen verbruiken samen meer energie dan alle huishoudens bij elkaar. Van hen wordt verwacht dat zij verduurzamen, maar dat gebeurt langzaam. Veelal geldt: zonder dwingend beleid verandert er weinig.
Energiebedrijven: producenten zoals RWE, Uniper en Vattenfall alsmede leveranciers zoals Essent, Eneco en Greenchoice leveren stroom en gas en investeren in duurzame opwek. Tegelijk verdienen zij nog steeds aan fossiele bronnen. Hun belang is een voorspelbare markt en behoud van klanten.
Netbeheerders: zoals TenneT en Gasunie (landelijk) en Enexis, Liander en Stedin (regionaal) bouwen en beheren het netwerk. Ze spelen een sleutelrol in de transitie, maar zitten klem tussen groeiende ambities, strikte regels, vergunningsprocedures en een chronisch tekort aan technisch personeel.
De overheid: stelt doelen, verdeelt subsidies en heft belastingen. Tegelijkertijd ontvangt zij miljarden aan energiebelasting en accijns. Er is een spanning tussen stimuleren van én afhankelijk blijven van consumptie.
Belangengroepen, kennisinstituten en lobbyisten: proberen invloed uit te oefenen. De installatiebranche, isolatiesector, milieuorganisaties, techbedrijven en olieconcerns hebben allemaal een stem, met wisselende transparantie.
Internationale spelers: zoals China en de VS hebben invloed op technologie, prijzen en toelevering.
De energietransitie is daarmee geen neutraal traject, maar een veld vol botsende belangen, asymmetrische macht en ongelijkheid in zeggenschap.
4.5 Wie betaalt de rekening en wie profiteert ervan?
Tussen 2021 en 2023 stegen de energieprijzen fors. Veel huishoudens zagen hun energierekening verdubbelen of verdrievoudigen, terwijl de kosten van producten en diensten eveneens stegen. Vooral lage en middeninkomens kregen de zwaarste klappen: zij hebben vaak geen geld of ruimte om te investeren in verduurzaming, maar betalen wel de hoogste prijs.
Tegelijk boekten energiebedrijven en leveranciers recordwinsten. Shell, BP, Total en andere fossiele giganten keerden miljarden uit aan aandeelhouders. Ook technologie- en installatiebedrijven profiteerden van de vraag naar zonnepanelen, warmtepompen, laadpalen en batterijen. Niet alleen Nederlandse bedrijven, maar ook buitenlandse producenten van grondstoffen, technologie en infrastructuur plukken de vruchten.
Ook de overheid incasseerde miljarden aan extra btw en energiebelasting, al daalden de gasbaten. Onzeker is of die opbrengsten direct terugvloeien naar een eerlijker, slimmer en schoner systeem. Kortom: de energietransitie is niet alleen een technische, maar ook een sociale en economische omslag. Wie betaalt de prijs, wie plukt de vruchten en wie blijft buitenspel staan?
4.6 Zijn we op koers richting duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar?
CO₂-uitstoot
Nederland stootte in 2023 circa 155 megaton CO₂ uit, ongeveer 33% minder dan in 1990. Die daling komt vooral door efficiëntere productie, het afbouwen van aardgas in woningen, het sluiten van kolencentrales en de groei van wind- en zonne-energie. Daarmee is de uitstoot zichtbaar afgenomen, al blijft het tempo achter bij de gestelde doelen. Tegelijk is CO₂-reductie geen wondermiddel. Het klimaat is een mondiaal systeem. Regionale reducties helpen, maar hebben beperkt effect zonder wereldwijde samenwerking.
Brede duurzaamheid
Duurzaamheid draait om meer dan CO₂. Voor zonnepanelen, windmolens en batterijen zijn grote hoeveelheden grondstoffen nodig, zoals koper, lithium en zeldzame aardmetalen. Voor één elektrische auto is gemiddeld 8 tot 12 kilo lithium nodig. Wereldwijd stijgt de vraag snel, terwijl slechts 5% van de batterijen momenteel hoogwaardig wordt gerecycled. De milieudruk verschuift zo van gebruik naar productie. Ook fijnstof, grondgebruik en verlies aan biodiversiteit krijgen relatief weinig aandacht. Sommige ‘groene’ oplossingen lossen oude problemen op, maar creëren nieuwe. Een echt duurzame economie is circulair en daar staan we nog maar aan het begin.
Betaalbaarheid
De energierekening voor huishoudens steeg tussen 2020 en 2023 met 30 tot 70%. Wie kon investeren in isolatie of zonnepanelen, zag het terugverdienen. Maar wie die ruimte niet had, betaalde vooral meer. Daarmee vergroot de transitie voorlopig de ongelijkheid. Ook als samenleving staan we voor grote kosten: investeringen in infrastructuur, innovatie, subsidies en ondersteuning vergen miljarden per jaar. De opbrengsten zijn reëel, maar komen pas later – en de lasten zijn nu, ongelijk verdeeld. De belastingdruk op energieverbruik blijft hoog.
Betrouwbaarheid
Hoewel de stroomvoorziening op dit moment redelijk stabiel is, worden de marges krapper. Netcongestie (overbelasting van het net) is inmiddels een structureel probleem. Buffercapaciteit en opslag ontbreken, slimme vraagsturing staat nog in de kinderschoenen. Tegelijk zijn we sterk afhankelijk van buitenlandse grondstoffen en technologie: van batterijen tot omvormers. Meer dan 90% van de zonnepanelen komt uit China. Die afhankelijkheid maakt ons kwetsbaar in tijden van geopolitieke spanningen.
Onafhankelijkheid
De roep om onafhankelijkheid klinkt op meerdere niveaus. Strategisch wil Nederland minder afhankelijk zijn van instabiele regio’s en dominante leveranciers. Tegelijk verlangen steeds meer mensen naar persoonlijke onafhankelijkheid: zelf opwekken, zelf regelen, minder afhankelijk zijn van ondoorzichtige systemen. Beide vormen van autonomie zijn legitiem en noodzakelijk – maar vragen om andere keuzes. Individuele vrijheid werkt pas echt als ze past binnen een robuust collectief systeem. En strategische onafhankelijkheid vereist regie en samenwerking, ook als dat soms persoonlijke vrijheid begrenst. Juist in die balans ligt de opdracht voor de komende jaren.
4.7 Wat hebben we geleerd en wat durven we nog niet te erkennen?
De energietransitie is geen rechte lijn. We hebben geleerd dat systeemverandering traag en weerbarstig is. Te snelle elektrificatie zonder opslag leidt tot netproblemen. Technologische beloften als waterstof, CCS en batterijen zijn veelbelovend, maar nog onvolwassen. De uitvoering hapert, regie ontbreekt vaak en veel mensen voelen zich niet gehoord. Dat ondermijnt het vertrouwen.
1. Duurzaamheid is niet automatisch rechtvaardig: Wie weinig heeft, betaalt vaak het meest: voor energie, voor inefficiënte apparaten, voor slecht geïsoleerde woningen. Wie meer bezit, profiteert van subsidies en investeringskansen. Zolang er geen actieve herverdeling plaatsvindt, vergroot de transitie de ongelijkheid.
2. Groene oplossingen hebben schaduwkanten: De ecologische en sociale gevolgen van lithiumwinning, batterijen, zonnepanelen of windturbines worden vaak genegeerd of afgewenteld op andere regio’s. CO₂-reductie krijgt alle aandacht, terwijl fijnstof, waterverbruik, mensenrechten en biodiversiteit onderbelicht blijven.
3. We zijn afhankelijker dan we denken: De meeste technologieën, onderdelen en grondstoffen komen uit het buitenland, vaak uit landen met geopolitieke risico’s of lage milieustandaarden. Strategische autonomie is nog ver weg, terwijl de kwetsbaarheid toeneemt.
4. Beleid rust vaak op modellen, niet op praktijkkennis: Modellen helpen plannen maken, maar zijn nooit neutraal. Ze bevatten aannames en politieke wensen. Wat werkt op papier, werkt niet altijd op straat. Terugkoppeling naar de praktijk ontbreekt vaak.
5. Macht en zeggenschap zijn ongelijk verdeeld: Grote bedrijven, energieconcerns en lobbygroepen hebben invloed. Burgers, lokale initiatieven en kleinere ondernemers kijken vaak toe. Dat voedt wantrouwen, vergroot afstand en remt gezamenlijke vooruitgang.
Als we deze blinde vlekken niet onderkennen, praten we langs elkaar heen. Een succesvolle transitie vraagt meer dan technologie en investeringen. Het vraagt om eerlijkheid, consistentie en de moed om te leren van wat (nog) niet werkt.
4.8 De uitdaging waar we voor staan
Wat voor ons ligt, is geen rechte route, maar een complexe puzzel van technologie, gedrag, rechtvaardigheid, marktwerking, infrastructuur en geopolitieke afhankelijkheid. Juist die verwevenheid maakt de transitie ingewikkeld en urgent. Willen we vooruit, dan vraagt dat om een eerlijker verhaal, scherpere keuzes en een gezamenlijke koers.
We zijn begonnen aan de energietransitie, maar pas een klein deel van de weg is afgelegd. Het moeilijkste stuk ligt nog voor ons.
5. WAT IS HET PERSPECTIEF NAAR DE TOEKOMST?
Drie richtingen voorwaarts
Vrijwel alle scenario’s en strategieën wijzen dezelfde kant op. Als we een duurzame, betaalbare én betrouwbare energievoorziening willen, moeten we drie bewegingen combineren: (1) vergroenen van het aanbod, (2) verlagen en electrificeren van de vraag en (3) betere afstemmen van vraag en aanbod. Dit klinkt technisch, maar raakt direct aan gedrag, ruimtelijke keuzes, investeringen, eigenaarschap en solidariteit. Pas in samenhang ontstaat een robuust systeem. Eén richting is niet genoeg.
5.1 Het vergoenen van het aanbod
Zonne-energie
Zonne-energie is in Nederland sterk gegroeid. In 2023 kwam ongeveer 17% van de elektriciteitsproductie uit zonnepanelen. Het is relatief eenvoudig te installeren, vooral op daken, en er zijn weinig emissies tijdens het gebruik. Voor huishoudens en bedrijven is het financieel aantrekkelijk, mede dankzij eerdere subsidieregelingen en saldering. Toch zijn er ook duidelijke beperkingen. De opbrengst is sterk afhankelijk van het seizoen en het tijdstip van de dag. De productie piekt vaak op zonnige middagen, terwijl de vraag dan juist laag is. In de winter, wanneer de warmtevraag het grootst is, leveren zonnepanelen relatief weinig. Deze mismatch leidt tot netcongestie en in sommige gevallen zelfs negatieve stroomprijzen. Daarnaast zijn zonnepanelen niet volledig milieuneutraal. Voor productie en transport zijn grondstoffen nodig zoals silicium, zilver, glas en aluminium. De panelen worden voornamelijk geproduceerd in China, wat Nederland afhankelijk maakt van geopolitiek gevoelige productieketens. De recycling van oude panelen staat nog in de kinderschoenen, waardoor het materiaalverlies hoog blijft.
Windenergie
Windenergie leverde in 2023 ongeveer 24% van de Nederlandse elektriciteit. Vooral windparken op zee hebben de afgelopen jaren aan terrein gewonnen. Windenergie is, net als zon, emissievrij bij gebruik en kan ook ’s nachts elektriciteit leveren wat een belangrijk voordeel is ten opzichte van zonne-energie. Toch heeft ook wind beperkingen. De productie is afhankelijk van weersomstandigheden en dus niet altijd voorspelbaar. Windmolens op land roepen geregeld weerstand op vanwege geluidsoverlast, slagschaduw, en aantasting van landschap en biodiversiteit. Ook op zee zijn er ecologische zorgen, onder andere over vismigratie en vogels. De bouw van windmolens vergt veel staal, beton en zeldzame aardmetalen, waarvan de winning milieubelastend is.
Biomassa
Biomassa is lange tijd gezien als hernieuwbare energiebron, vooral voor warmteproductie en bijstook in elektriciteitscentrales. Het voordeel is dat het relatief eenvoudig in te passen is in bestaande systemen. Maar de discussie over de duurzaamheid ervan is intensiever geworden. De verbranding van biomassa stoot immers CO₂ uit, en de aanname dat dit gecompenseerd wordt door herbebossing is vaak discutabel. Met name de import van houtpellets uit Noord-Amerika en Oost-Europa roept vragen op over ontbossing, biodiversiteitsverlies en lange transportketens. Lokaal geproduceerde biomassa uit reststromen kan nuttig zijn, maar grootschalig gebruik is ecologisch en maatschappelijk omstreden.
Geothermie en restwarmte
Geothermie, het winnen van warmte uit diepe aardlagen, heeft potentieel als stabiele, lokale warmtebron. In Nederland zijn enkele tientallen geothermiebronnen in gebruik, vooral in de glastuinbouw. Op termijn zou geothermie een aanzienlijk deel van de warmtevraag kunnen dekken, maar de ontwikkeling gaat langzaam. Boringen zijn kostbaar en risicovol, en vergunningprocedures lang. Restwarmte van industriële processen is beschikbaar op plekken waar veel energie wordt gebruikt. Via warmtenetten kan deze warmte worden benut voor woningen of andere gebouwen. Dat vereist echter grootschalige infrastructuur, goede afstemming en langdurige samenwerkingen tussen publieke en private partijen. Bovendien zijn veel industriële bronnen nog fossiel: zodra die verduurzamen, verdwijnt ook de restwarmte.
Waterstof
Waterstof geldt als veelbelovende energiedrager voor sectoren waar directe elektrificatie lastig is, zoals de zware industrie, luchtvaart of als seizoensopslag. Groen geproduceerde waterstof (via elektrolyse op basis van duurzame stroom) is vrijwel emissievrij, maar momenteel duur en energie-intensief. De efficiëntie is laag: slechts ongeveer een derde van de oorspronkelijke energie blijft na omzetting beschikbaar. Nederland zet in op een waterstofeconomie en bouwt aan infrastructuur en elektrolysecapaciteit. Toch zal voor 2030 de meeste waterstof nog grijs of blauw zijn (respectievelijk met en zonder CO₂-opslag), of worden geïmporteerd. De rol van waterstof moet dus strategisch gekozen worden, en niet als universele oplossing worden gepresenteerd.
Kernenergie
Kernenergie levert stabiele, grootschalige elektriciteit met zeer lage CO₂-uitstoot. De bestaande centrale in Borssele draait sinds 1973 probleemloos. Nieuwe kerncentrales kunnen bijdragen aan leveringszekerheid, vooral als zon en wind onvoldoende leveren. Het kabinet heeft plannen voor twee nieuwe centrales rond 2035. Tegelijkertijd zijn de nadelen bekend: hoge investeringskosten, lange doorlooptijden (10–15 jaar), risico’s bij incidenten, en het vraagstuk van kernafval. Ook is er maatschappelijke weerstand. Kleine modulaire reactoren (SMR’s) bieden mogelijk uitkomst, maar deze technologie is nog in ontwikkeling.
Fossiele energie als restcapaciteit
Hoewel het doel is om fossiele energie af te bouwen, is volledige afschaffing op korte termijn niet realistisch. In vrijwel alle toekomstscenario’s blijft fossiele energie een restbron, met name voor noodgevallen, piekvraag of processen waar alternatieven (nog) niet beschikbaar zijn. Strategisch inzetten van aardgas, in combinatie met CO₂-opslag (CCS), kan een tussenoplossing zijn, mits helder begrensd.
Nieuwe innovaties
Tot slot zijn er veelbelovende innovaties in ontwikkeling: thermische batterijen, synthetische brandstoffen, zonthermie op hoge temperatuur, seizoensopslag in zoutlagen en algenproductie voor biobrandstoffen of CO₂-vastlegging. Deze technieken zijn nog niet commercieel rendabel, maar verdienen ruimte in het beleid van morgen.
5.2 Het verlagen en electrificeren van de vraag
Wie denkt aan energiebesparing, denkt vaak aan korter douchen of de thermostaat lager zetten. Tgelijkertijd ligt het zwaartepunt van het energieverbruik bij een relatief kleine groep grote verbruikers: zware industrie, luchtvaart, mobiliteit, landbouw, logistiek en datacenters.
Zware industrie en chemie
Bedrijven als Tata Steel, Shell en Chemelot gebruiken enorme hoeveelheden energie. Daar liggen grote besparingsmogelijkheden door procesoptimalisatie en electrificatie van hoge-temperatuurprocessen. Door hergebruik van restwarmte en andere reststromen. Door een betere afstemming van de productie op het beschikbare aanbod en door vermindering van productieketens die afhankelijk zijn van fossiele energie. Om deze besparingen realistisch te maken, zijn niet alleen technologische innovaties nodig, maar ook duidelijke normen, prikkels en tijdige regelgeving. Zonder stevige kaders blijft de businesscase vaak zwak en verdwijnt de urgentie.
Luchtvaart en logistiek
De luchtvaart blijft groeien, terwijl echte alternatieven nog ver weg zijn. Technologische innovaties helpen marginaal, maar worden ruimschoots overtroffen door volumegroei. Structurele keuzes over het aanbod en de omvang van de sector zijn onvermijdelijk. In de logistiek liggen wel meer directe besparingskansen zoals efficiëntere routes en beladingsgraden, verschuiving naar schonere modaliteiten (spoor, water) en bundeling van bestelstromen en stadslogistiek. Ook hier geldt: zonder sturing, normering en handhaving blijft veel potentieel onbenut.
Gebouwde omgeving en mobiliteit
In de gebouwde omgeving is veel winst te behalen met goede isolatie, slimme verwarming, efficiënte apparaten en gedragsmaatregelen. Maar veel huishoudens hebben daar nu de middelen niet voor. Daarom is niet alleen bewustwording nodig, maar ook ondersteuning, normering en eerlijke verdeling. Voor mobiliteit geldt iets vergelijkbaars. Elektrificatie is belangrijk, maar het structureel verminderen van reisbewegingen, het combineren van functies en het versterken van fiets en OV zijn minstens zo cruciaal.
5.3 Vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen
Ons energiesysteem is gebouwd op constante, centrale levering vanuit kolen, gas of kernenergie. Maar duurzame opwek is wisselend en decentraal. Dat vraagt om flexibiliteit, timing en samenwerking. De toekomst van het energiesysteem hangt daarom niet alleen af van hoeveel we opwekken of besparen, maar ook van hoe goed we het geheel op elkaar afstemmen.
Slimme aansturing en digitale infrastructuur: Zogenoemde smart grids maken het mogelijk om vraag en aanbod op wijk- of bedrijfsniveau dynamisch te balanceren. Denk aan woningen waarvan warmtepompen tijdelijk lager draaien bij netdrukte, of bedrijven die productie opschalen bij een overschot aan zonne-energie. Apparaten reageren automatisch op netsignalen of prijsprikkels — vaak zonder dat de gebruiker het merkt.
Prijsprikkels en verbruiksverschuiving: Dynamische tarieven of kortingen bij daluren geven huishoudens en bedrijven een prikkel om energie slim te gebruiken. Bijvoorbeeld door elektrische auto’s ‘s nachts te laden, of gebouwen vóór de piekuren te verwarmen. Zo benutten we duurzame energie beter en verlagen we de druk op het net.
Opslag en buffers: Zonder opslag blijft het systeem kwetsbaar. Batterijen (voor thuis, wijk of industrie), thermische buffers en seizoensopslag (zoals waterstof of ondergrondse warmte) maken het mogelijk om productie los te koppelen van gebruik. Zelfs elektrische voertuigen kunnen tijdelijk als opslag dienen. Variatie en schaal vergroten de robuustheid.
Lokale netten en collectieve sturing: Decentrale netwerken (microgrids) op bedrijventerreinen, campussen of in dorpen kunnen lokaal balanceren zonder het hoofdnet te belasten. Dat verhoogt de veerkracht en maakt maatwerk mogelijk. Maar afstemming werkt alleen als er ook vertrouwen is, heldere spelregels en gedeeld inzicht.
Inzicht, normen en gedrag: Goede afstemming begint bij actuele gegevens over verbruik, productie, pieken en knelpunten. De energiewereld is sterk afhankelijk van sectoroverstijgende data, gedeelde normen en gezamenlijke definities. De nieuwe Energiewet, die per 1 januari 2026 van kracht wordt, biedt hier een vernieuwd kader voor sturing, datadeling en netwerkregie. Samenwerking tussen netbeheerders, softwarebedrijven, energiecoöperaties en coördinerende instanties zoals Netbeheer Nederland, het Coördinatieplatform Energie-infrastructuur (PE), ACM en normstellers zoals Het Normo wordt steeds belangrijker.
5.4 Op weg naar 2050
Waar we in 2050 precies zullen staan, weten we niet. Waarschijnlijk draait het grootste deel van onze energievoorziening op elektriciteit, aangevuld met groene waterstof en andere duurzame bronnen. Steden, dorpen en industrie produceren grotendeels lokaal en fossielvrij; opslag in batterijen en warmtebuffers zorgt voor continuïteit. Het verbruik zal in Nederland zijn gedaald door efficiëntie en circulair werken. Door energie slim te delen worden tekorten opgevangen, neemt de afhankelijkheid van instabiele markten af en ontstaat stap voor stap een veerkrachtig, betaalbaar en rechtvaardig systeem.
5.5 Uitgangspunten voor de transitie
Om de energietransitie vorm te geven zijn meerdere benaderingen denkbaar. Je kunt strak vanuit de overheid sturen, of juist ruimte geven aan markt en samenleving. Ervaring leert dat de meeste beweging ontstaat als de richting helder is, de spelregels eerlijk zijn en er ruimte is om samen te leren en te handelen.
1. Dialoog als startpunt
De energietransitie lukt alleen als we werkelijk samen het probleem voelen en de urgentie delen. Dat vraagt om een open, eerlijke nationale dialoog, waarin burgers, bedrijven, overheden en kennisinstellingen elkaar ontmoeten. We wisselen ervaringen uit, leren van succesvolle projecten in binnen- en buitenland, bespreken uitgangspunten en zoeken naar oplossingen die breed gedragen zijn. Zo houden we het proces levend en kunnen we voortdurend bijsturen op basis van nieuwe inzichten.
2. Duidelijk doel en eerlijke prikkels
Het doel is een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening, zo onafhankelijk mogelijk voor iedereen. Dat betekent dat de vervuiler moeten gaan betalen: belastingen op grijze en zwarte energie stapsgewijs omhoog, tot het moment dat deze vormen niet meer toegestaan zijn. Tegelijk groene energie goedkoper, zodat verduurzaming vanzelf de logische keuze wordt.
3. Infrastructuur op orde
De overheid heeft als eigenaar van elektriciteitsnetten, warmtenetten en waterstofleidingen de taak om deze snel en toekomstbestendig uit te breiden. Geen nieuwe fossiele netten meer; in nieuwbouwwijken alleen duurzame aansluitingen. Zo wordt infrastructuur geen belemmering maar juist een versneller.
4. Ruimte en gemak voor initiatief
Iedereen moet zelf of samen kunnen handelen. Vergunningen voor duurzame opwek, opslag en netuitbreiding moeten zo eenvoudig, snel en voorspelbaar mogelijk zijn. Standaardvoorwaarden, korte doorlooptijden en één aanspreekpunt maken het verschil.
5. Eigen verantwoordelijkheid, sociale rechtvaardigheid en lokaal eigenaarschap
De transitie vraagt inzet van iedereen, maar niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden. Daarom is het cruciaal om mensen die het moeilijk hebben te ondersteunen, zodat zij kunnen meedoen. Dit kan via financiële hulp, kennisdeling en het stimuleren van lokaal eigenaarschap, bijvoorbeeld via energiecoöperaties en buurtprojecten. Zo blijft de transitie niet alleen eerlijk, maar ook dichtbij en tastbaar.
6. Monitoren en verbinden
Het kabinet bewaakt de voortgang en zorgt dat we koers houden, zonder te micromanagen. Daarbij hoort ook het sluiten en naleven van internationale afspraken over energie, grondstoffen en handel. Zo wordt het nationale verhaal verbonden met de mondiale context.
5.6 De verwachte reis naar 2050 met enkele mijlpalen
Als we deze uitgangspunten aanhouden, ontwikkelt de transitie zich grotendeels vanzelf. Het pad naar een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening hoeft geen rigide planning te zijn, maar een groeipad dat meebeweegt met nieuwe inzichten, technologische doorbraken en maatschappelijke keuzes. Op dit moment bestaat er nog geen gedragen en geaccepteerde planning, maar je zou aan volgende kunnen denke
2025–2030: Fundament leggen en beweging op gang brengen
De nationale dialoog brengt scherpte in de keuzes. De vervuiler gaat meer betalen, groen wordt goedkoper. Lokale projecten en coöperaties groeien, mede door soepele vergunningen en eigenaarschap in de buurt. De overheid draagt zorg voor:
- 2026: Eén loket voor alle vergunningen duurzame opwek, opslag en netuitbreiding.
- 2027: Alle nieuwbouwwijken verplicht met duurzame aansluitingen.
- 2028: 100% transparante netcapaciteitsdata beschikbaar voor markt en burgers.
- 2030: Eerste landelijke waterstof-backbone operationeel.
2030–2040: Versnelling door schaal en samenwerking
Duurzame technologie is standaard. Industrie en logistiek draaien op groene energie. Steeds meer gemeenschappen zijn zelfvoorzienend met opslag. Internationale afspraken garanderen leveringszekerheid van groene energie en grondstoffen. De overheid draagt zorg voor:
- 2032: Geen nieuwe fossiele aansluitingen meer, ook niet bij renovaties.
- 2035: Landelijk dekkend warmtenet in stedelijke gebieden.
- 2038: Volledige verzwaring elektriciteitsnet voor piekvraag op hernieuwbare basis.
2040–2050: Bestendig en fossielvrij op de hoofdlijn
60–70% energiegebruik is direct elektrisch, rest via groene moleculen (waterstof, biogas, synthetische brandstoffen). Vraag is lager door efficiëntie, circulaire productie en slimme sturing. Lokale eigenaarschap en internationale samenwerking maken het systeem veerkrachtig. De overheid draagt zorg voor:
- 2045: Uitfasering zwarte energie volledig afgerond.
- 2050: Alle overheidsgebouwen en infrastructuur klimaatneutraal en circulair.
6. WERKT DE NEDERLANDSE AANPAK?
Iedereen is druk bezig maar het ontbreekt aan regie
6.1 Huidige aanpak
Nederland heeft zich stevig verbonden aan Europese en internationale klimaatdoelen. Zon- en windparken verrijzen in hoog tempo, kolencentrales worden uitgefaseerd en nieuwe gasaansluitingen zijn verboden. Tegelijk ligt de uitvoering verspreid over rijksoverheid, provincies, gemeenten, netbeheerders, bedrijven en burgers. Dat leidt tot veel beweging, maar ook tot versnippering. Doelen geven richting, maar zonder samenhang en regie dreigt de transitie te verzanden in losse projecten die afhankelijk zijn van technologie, marktwerking en geopolitieke omstandigheden.
6.2 Sterke punten
De kracht van de Nederlandse aanpak zit in de brede betrokkenheid. Publieke en private partijen werken samen, vaak in innovatieve lokale initiatieven. Onze kennispositie op het gebied van offshore wind, watermanagement en systeemintegratie is sterk. Ook het publieke eigendom van de netten waarborgt dat langetermijninvesteringen niet worden gedicteerd door kortetermijnwinsten.
6.3 Zwakke punten
Toch schort het aan samenhang en sturing. Er is geen partij die eindverantwoordelijk is voor het energiesysteem als geheel. De uitbreiding van netten en opslagcapaciteit blijft achter bij de groei van elektrificatie. Beleid wisselt regelmatig, wat investeerders onzeker maakt. De nadruk ligt sterk op CO₂-reductie, terwijl waarden als rechtvaardigheid, ecologische grenzen en strategische autonomie minder aandacht krijgen. De lastenverdeling is scheef: huishoudens betalen relatief veel, terwijl grote vervuilers vaak buiten schot blijven. Burgers worden vaak pas achteraf betrokken, wat het draagvlak aantast. En ruimtelijke concurrentie tussen energieopwek, natuur, landbouw en woningbouw maakt integrale keuzes lastig.
6.4 Verbeterkansen
De transitie kan aan kracht winnen door:
- Nationale regie met duidelijke prioriteiten en mijlpalen.
- Versnelde uitbreiding van netten en opslag.
- Een fiscaal systeem waarin de vervuiler betaalt en duurzame energie goedkoper wordt.
- Langetermijnzekerheid voor investeerders en uitvoerders.
- Gerichte steun voor lage inkomens en kleine bedrijven.
- Echte burgerparticipatie en mede-eigenaarschap.
- Integrale ruimtelijke planning die energie, wonen, landbouw en natuur verbindt.
6.5 Conclusie
De energietransitie in Nederland is geen mislukking, maar ook nog geen succes. De technische oplossingen zijn er, maar de sociale en bestuurlijke condities blijven achter. De kracht zit in innovatie en betrokkenheid; de zwakte in versnippering, trage infrastructuur en ongelijke verdeling van lasten en lusten. Vooruitgang vraagt om een gedeeld toekomstbeeld, consequente keuzes en een overheid die richting geeft zonder te verstikken.
7. WAT IEDER KAN BIJDRAGEN
In ons eigen en gezamenlijk belang
De energietransitie is van ons allemaal. Of we nu consument zijn, medewerker of eigenaar van een bedrijf, energieleverancier, politicus, ambtenaar of journalist: iedereen kan bijdragen aan het vormgeven van onze toekomst.
7.1 Wat kun je individueel doen?
Elke verandering begint met bewustwording. Wek je zelf al je eigen groene energie op? Bijvoorbeeld met zonnepanelen, of ben je nog afhankelijk van zwarte en grijze energie van anderen? Heb je al een slimme thermostaat? Hoeveel energie verbruik je eigenlijk? En op welke momenten op de dag of in de week? Hoe krijg je jouw energierekening omlaag?
Wie de ruimte heeft om te investeren, kan aan de slag met isolatie. Niet alles hoeft tegelijk of perfect. Ook eenvoudige maatregelen zijn effectief: de verwarming wat lager, een dikke trui aan, tochtstrips en radiatorfolie. Wie meer kan doen, sluit zich aan bij een energiecoöperatie of buurtinitiatief, investeert in een warmtepomp enz.
Tot slot is je politieke keuze van belang. Geven we onze stem aan een partij die in staat is Nederland echt duurzamer te maken en de energietransitie eerlijk te faciliteren?
7.2 Wat hebben we nodig van politiek en overheid?
Je kunt niet van ieder mens en bedrijf verwachten dat zij uit zichzelf energie besparen. En dus dienen politiek en overheid kaders te stellen en ondersteuning te bieden. In de eerste plaats door het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’ serieus te nemen. Vervuiling kan worden teruggedrongen door hogere belasting op grijze en zwarte energie. Niets is immers zo sterk om mensen en bedrijven in beweging te krijgen als een prijsprikkel. De definitie van wat groene, grijze en zwarte energie is, zal transparant en eerlijk moeten zijn.
De belastingverhoging zal geleidelijk aan moeten gaan. De energietransitie kost tijd en het is nodig om de energiesector, consumenten en bedrijven te helpen om de overgang te maken naar groene energie. Met de inkomsten uit de energiebelasting kunnen maatregelen worden gefinancierd die bijdragen aan de transitie. Daarbij is het van belang dat deze opbrengsten zichtbaar en aantoonbaar worden ingezet voor verduurzaming. Het stelsel van subsidies dient helder en toegankelijk te zijn.
Om de transitie in goede banen te geleiden is het noodzakelijk dat het kabinet een open, maatschappelijke dialoog faciliteert die iedereen in staat stelt mee te praten en ideeën uit te wisselen.
7.3 Wat mogen we verwachten van de energiesector?
Van energiebedrijven mogen we volledige transparantie verwachten over de herkomst en milieubelasting van de energie die zij leveren. Kaders en prikkels vanuit de overheid stimuleren hen om te investeren in groene energie en zwarte/grijze energie af te bouwen. Daarbij faciliteren zij mensen en bedrijven hun energieverbruik te reguleren, niet alleen via apps of tips, maar ook via prijsprikkels. Piek- en daltarieven zijn cruciaal om vraag en aanbod goed op elkaar afgestemd te houden.
7.4 Wat mogen we verwachten van bedrijven en organisaties?
Heel simpel: houd je aan de wet en gemaakte afspraken en wees transparant in de communicatie over vergroening van je energieverbruik. Daarbij is het in je eigen belang om zo groen mogelijk te produceren en kun je je daarmee onderscheiden naar je klanten. Greenwashing wordt echter steeds vaker doorzien.
7.5 Wat mogen we verwachten van de media?
De media bepalen voor een belangrijk deel het publieke bewustzijn. Toch is de berichtgeving vaak versnipperd, polariserend of gericht op incidenten. Daarmee missen we het bredere verhaal en het vertrouwen. Van de media mogen we verwachten dat zij de transitie volgen met diepgang en onafhankelijkheid. Dat zij niet alleen politici en voorlichters aan het woord laten, maar ook wetenschappers, bewoners, ondernemers én kritische stemmen. Dat ze feiten controleren, beleid toetsen én ruimte maken voor nuance en tegenspraak. Wie maatschappelijke verandering wil begrijpen, heeft behoefte aan context, niet aan slogans. Juist daarom is de journalistieke rol in de energietransitie onmisbaar.
8. TOT SLOT
Op weg naar een duurzame toekomst
De energietransitie is een kans om onze samenleving sterker, eerlijker en veerkrachtiger te maken. Niet alleen door over te stappen op schone energie, maar ook door minder afhankelijk te zijn van instabiele markten en schaarse grondstoffen.
De weg naar 100% is lang, maar niet onbegaanbaar. Het vraagt om keuzes die recht doen aan mens en natuur, om een overheid die richting geeft en ruimte laat, en om burgers en bedrijven die verantwoordelijkheid nemen.
Deze transitie is geen strijd van enkelen, maar een gezamenlijke reis. Als we bereid zijn te leren, te delen en elkaar te steunen, kunnen we meer bereiken dan we nu voor mogelijk houden.
Hoop is niet naïef. Hoop is een strategische keuze. Hoop is een werkhouding.
BIJLAGE 1: BRONNEN
Officiële statistieken en rapportages
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) – Energieverbruik, CO₂-uitstoot, sectoranalyses
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) – Klimaatscenario’s, beleidsdoorrekeningen
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) – Innovatie, subsidies en sectorale
informatie - TenneT & Enexis – Netinfrastructuur, capaciteitsproblemen en toekomstscenario’s
- Rathenau Instituut – Technologie, energiedemocratie en maatschappelijke impact
Wetenschappelijke en strategische denkkaders
- Jan Rotmans – Hoogleraar transitiekunde, o.a. In het oog van de orkaan, Verandering van tijdperk
- Bob de Wit – Auteur van Society 4.0 en denker over strategische autonomie en maatschappelijke systemen
- Jason Hickel – Over mondiale ongelijkheid en ecologische grenzen
- Amory Lovins / Rocky Mountain Institute – Over energie-efficiëntie en systeemontwerp
Internationale bronnen en benchmarks
- IEA (International Energy Agency) – Trends in energiebronnen, verbruik en
technologieontwikkeling - IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) – Klimaatscenario’s en
beleidsimpact - Europese Commissie / Eurostat – Europese energie- en klimaatdoelen
Aanvullende context en analyse
- Energieopgaven van gemeenten, RES-regio’s en provincies
- Artikelen en analyses van onafhankelijke denktanks en vakmedia
- Kennis van praktijkprofessionals in netbeheer, industrie, installatiebranche en energietechnologie
- Ervaringen uit burgerinitiatieven, energiecoöperaties en maatschappelijke platforms
BIJLAGE 2: BETROKKENEN EN HUN BELANGEN
De energietransitie raakt aan macht, geld, ruimte en invloed. De belangrijkste betrokkenen en hun belangen:
Overheid en beleid
Rijksoverheid – Ministeries van EZK, Financiën, IenW en BZK.
Belang: klimaatdoelen realiseren met behoud van draagvlak, betaalbaarheid en concurrentiekracht.
Provincies en gemeenten – RES-regio’s, vergunningen, ruimtelijke plannen.
Belang: lokale inpassing en acceptatie door inwoners.
Netbeheerders (verdeling elektriciteit en gas)
TenneT – landelijke hoogspanningsnetbeheerder elektriciteit, ±42 miljoen eindgebruikers in Nederland en Duitsland.
Gasunie – beheer van het landelijke gastransportnet, actief in waterstof en CO₂-infrastructuur.
Regionale netbeheerders elektriciteit en gas:
Liander – ±3,3 miljoen aansluitingen (Noord-Holland, Gelderland, Flevoland e.a.)
Enexis Netbeheer – ±2,8 miljoen aansluitingen (Noord-, Oost- en Zuid-Nederland)
Stedin – ±2,3 miljoen aansluitingen (Randstad, Zeeland)
Coteq Netbeheer – ±150.000 aansluitingen (Twente)
Rendo Netbeheer – ±60.000 aansluitingen (Drenthe, Overijssel)
Westland Infra Netbeheer – ±30.000 aansluitingen (glastuinbouwgebied)
Enduris (in 2022 opgegaan in Stedin) – ±200.000 aansluitingen (Zeeland)
Branche- en samenwerkingsorganisaties:
Netbeheer Nederland – koepelorganisatie voor alle netbeheerders.
Het Normo – afsprakenstelsel energiedata (digitale uitwisseling).
Belang: betrouwbare en stabiele energievoorziening, tijdig uitbreiden van capaciteit, balanceren van vraag en aanbod, digitalisering.
Energiebedrijven
Shell, BP, ExxonMobil, TotalEnergies, RWE, Uniper, Vattenfall, Eneco, Essent, Greenchoice, Vandebron e.a.
Belang: winst, aandeelhouderswaarde, groei in duurzame markten.
Industrie
Tata Steel, Dow, Yara, Chemelot, Shell Pernis e.a.
Belang: betaalbare, zekere energie; behoud van internationale concurrentiepositie.
Huishoudens en burgers
Huishoudens – ±8 miljoen huishoudens, met ±7,5 miljoen elektriciteitsaansluitingen en ±6,5 miljoen gasaansluitingen.
Kleinzakelijk – ruim 1 miljoen aansluitingen (winkels, kantoren, kleine bedrijven).
Grootverbruikers – ±15.000 aansluitingen (industrie, ziekenhuizen, datacenters e.d.).
Maatschappelijke organisaties – Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis, Milieudefensie, Energie Samen (koepel energiecoöperaties).
Belang: betaalbaarheid, betrouwbaarheid, mogelijkheden om te verduurzamen, inspraak in de leefomgeving.
Landbouw en natuur
LTO Nederland, NAJK, Natuur & Milieu, Greenpeace, Urgenda, Milieufederaties.
Belang: balans tussen voedselproductie, natuurherstel en ruimte voor energieopwekking.
Financiële sector
Rabobank, ING, ABN Amro, Triodos, ASN, pensioenfondsen (ABP, PFZW).
Belang: rendement én reputatie via groene investeringen.
Technologie & installatie
Techniek Nederland (branche), Croonwolter&dros, Unica, installateurs, leveranciers als SolarEdge, Tesla, Huawei, Signify.
Belang: groeiende markt voor warmtepompen, zonnepanelen, laadpalen, batterijen en digitalisering.
Faciliterende organisaties en kennisinstellingen
ACM – toezicht op energiemarkten, netten en tarieven.
RVO – uitvoerder van subsidies en regelingen (SDE++, ISDE, MIA/Vamil).
CertiQ – beheer van garanties van oorsprong (groencertificaten).
CBS – onafhankelijke energiestatistieken.
PBL – rekent scenario’s en beleid door.
SCP, CPB – sociaal-maatschappelijke en economische analyses.
Belang: transparantie, betrouwbare cijfers en eerlijk toezicht.
Europa en internationaal
Europese Commissie, Europese Investeringsbank, ETS-systeem, OPEC, Rusland, Noorwegen, China, VS.
Belang: geopolitieke invloed, export, leveringszekerheid.