De overstap naar duurzame energie is in volle gang. Toch staan we, met 20% groen, nog maar aan het begin van de reis.
In dit artikel een brede analyse: waar we vandaan komen, waar we nu staan en waar we naartoe willen. Hoe we de transitie in goede banen leiden én wat er extra nodig is.
De energietransitie is geen technisch project, maar een maatschappelijke verandering die ons allemaal raakt.
Over de energietransitie is veel geschreven, maar vaak vanuit een specifieke invalshoek. Dit artikel verbindt de feiten met een breed perspectief. Ik schrijf het vanuit jarenlange ervaring met maatschappelijke transities en de overtuiging dat echte verandering pas lukt als we een integraal doordacht en gemeenschappelijk verhaal maken én ernaar handelen.
INHOUDSOPGAVE
1. Samenvatting
2. Inleiding
3. De geschiedenis van ons energiegebruik
4. Waar staan we op dit moment?
5. Wat is het perspectief naar de toekomst?
6. Werkt de Nederlandse aanpak?
7. Wat ieder kan bijdragen
8. Tot slot
Bijlagen:
– Bronnen
– Factsheet
– Belanghebbenden
– Wie betaalt/verdient
– Duurzame energiebronnen
– Idee: Nationale slimme meter
– Mogelijk stappenplan tot 2050
- Zwarte energie: kolen, zware olie. Meest vervuilend: ±900–1000 g CO₂/kWh. Nog ±10–15% van de mix.
- Grijze energie: aardgas, moderne oliecentrales. Iets schoner: ±350–500 g CO₂/kWh. Grootste aandeel: ±65–70%.
- Groene energie: zon, wind, water kracht, duurzame biomassa. ±20%. Nauwelijks CO₂, wel impact grondstoffen en landschap.
- Kernenergie: vrijwel geen CO₂, omstreden door uraniumwinning, afval en risico’s. Qua klimaatimpact vergelijkbaar met groen.
1. SAMENVATTING
De energietransitie is steeds zichtbaarder: thuis, op het werk, in het landschap en in de portemonnee.
1.1 Waar staan we nu?
Al vijftig jaar gebruiken we in Nederland ongeveer evenveel energie: zo’n 3.000 petajoule per jaar. Ondertussen groeide de bevolking met 40% en verviervoudigde de economie. We zijn dus veel efficiënter, maar 80% van onze energie is nog steeds fossiel. Nederland produceert daarvan nog maar ongeveer de helft zelf en is afhankelijker dan ooit van andere landen en hun grondstoffen.
De verdeling van het gebruik laat zien waar de grootste uitdagingen liggen: 40% bij de industrie, 30% bij mobiliteit, 15% bij huishoudens en de rest bij landbouw, zorg, ICT en kantoren. Internationaal doen we het efficiënt, maar ons verbruik ligt nog altijd drie keer boven het wereldgemiddelde.
Tussen 2020 en 2023 steeg de energierekening van veel huishoudens met 30 tot 70%. Vooral mensen met lage inkomens en slecht geïsoleerde huizen kregen het zwaar. Wie kon investeren in zonnepanelen of isolatie, zag de kosten dalen. De ongelijkheid neemt daardoor toe.
Vanaf 2026 treedt de nieuwe Energiewet in werking. Die moet zorgen voor meer transparantie, een eerlijker speelveld en meer ruimte voor lokale initiatieven. Het succes hangt af van de uitvoering, maar het biedt een kans om regie en vertrouwen te herstellen.
1.2 Wat valt op?
De energietransitie begon met zorgen over het klimaat. CO₂ stond centraal, en nog steeds. Maar inmiddels weten we dat het verhaal groter is. Fossiele energie veroorzaakt ook stikstof en fijnstof, tast lucht, water en bodem aan en maakt ons afhankelijk van instabiele regimes. Het terugdringen van CO₂ blijft noodzakelijk, maar duurzaamheid gaat óók over biodiversiteit, gezondheid en sociale rechtvaardigheid. Bovendien werkt de werkelijkheid niet altijd volgens de modellen. Fixatie op één getal maakt beleid overzichtelijk maar ook smal en kwetsbaar.
Daarnaast verschuift de milieudruk. Voor één elektrische auto is gemiddeld 8–12 kilo lithium nodig, terwijl slechts 5% van alle batterijen hoogwaardig wordt gerecycled. Zo lossen groene oplossingen oude problemen op, maar creëren ze ook weer nieuwe.
De meeste energie verbruiken we overigens niet via onze meterkast maar indirect: door de spullen die we kopen en weer weggooien, in de voedselketen, in reizen en in digitalisering. De energietransitie is onderdeel van een bredere omslag: naar een circulaire economie en een samenleving waarin welzijn, rechtvaardigheid en verbondenheid met de natuur belangrijker worden dan louter productie en consumptie.
De uitdaging is groot, want Nederland is nog sterk (80%) afhankelijk van zwarte en grijze energie en loopt achter op Europese doelstellingen en internationale trends. De afhankelijkheid van buitenlandse technologie (meer dan 90% van onze zonnepanelen komt uit China) maakt ons kwetsbaar. Het energiesysteem kraakt: het net zit vol, opslag is schaars, vraag en aanbod zijn slecht afgestemd.
1.3 Hoe komen we verder?
De kernvraag is of we duurzaamheid, betaalbaarheid én betrouwbaarheid tegelijk kunnen realiseren. Dat lukt alleen als we drie bewegingen combineren:
1. Vergroenen van het aanbod: meer zon, wind, waterstof en circulaire grondstoffen.
2. Verlagen en elektrificeren van de vraag: schonere industrie, beter vervoer, geïsoleerde woningen, efficiëntere landbouw en ICT.
3. Vraag en aanbod beter afstemmen: met betere energieopslag, slimme netten, prijsprikkels en samenwerking.
De hefboom ligt bij een eerlijke prijs. Zolang vervuiling goedkoop blijft, blijft fossiel aantrekkelijk. Worden zwarte en grijze energie stap voor stap duurder en groene alternatieven goedkoper, dan beweegt de transitie vanzelf de goede kant op. Voorwaarde is wel dat dit geleidelijk gebeurt, met steun voor huishoudens en bedrijven die dreigen buiten de boot vallen én met belastingopbrengsten die aantoonbaar worden geïnvesteerd in verduurzaming.
1.4 Perspectief
De weg naar 100% duurzaam is lang, maar haalbaar. We beschikken over de kennis, middelen en het vakmanschap. Uiteindelijk hangt het slagen van de transitie echter af van ons allemaal: overheid en energie sector, burgers en bedrijven. Ieder speelt zijn eigen rol en neemt zijn eigen verantwoordelijkheid. Elke stap voorwaarts telt.
De overheid kan daarbij ruimte bieden en richting geven door heldere kaders en een voorspelbare kalender: wat kan nog wel, wat niet meer, vanaf welk moment én wanneer is welke infrastructuur beschikbaar. Dat geeft burgers en bedrijven duidelijkheid om te handelen. Tegelijk is steun nodig voor wie het niet zelfstandig kan.
Zo wordt de energietransitie méér dan techniek. Ze wordt een kans om sterker, eerlijker en veerkrachtiger te worden. Minder afhankelijk van instabiele markten, met lagere kosten op de lange termijn en met een samenleving die verantwoordelijkheid deelt.
Voor wie snel de belangrijkste cijfers, feiten en kernpunten wil raadplegen: zie de factsheet in bijlage 2.
Dit artikel betoogt dat Nederland technisch de mogelijkheden heeft om de energietransitie te laten slagen, maar dat naast individuele actie (elke stap telt) een gemeenschappelijk verhaal en integrale regie nodig zijn om duurzaamheid, betaalbaarheid én betrouwbaarheid in samenhang te bereiken.
2. INLEIDING
Op weg naar een duurzame energievoorziening
De mens leeft in toenemende welvaart en gebruikt steeds meer energie om te wonen, te werken, te reizen en te ontspannen. Dat hoge verbruik heeft een keerzijde: vervuiling van lucht, water en aarde, verstoorde ecosystemen en een groeiende afhankelijkheid van andere landen, met geopolitieke spanningen tot gevolg.
Daarom staan we voor een omslag: naar een zuiniger, schoner en onafhankelijker energiesysteem. De energietransitie draait niet alleen om minder CO₂, maar ook om energiezekerheid, sociale rechtvaardigheid en strategische autonomie. Dat vraagt om fundamentele keuzes in beleid, technologie maar ook in ons eigen dagelijks gedrag.
De centrale vraag: Hoe bouwen we een energievoorziening die duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar is én daarbij zo onafhankelijk mogelijk voor iedereen? Duurzaam betekent dat we energie produceren en gebruiken zonder de aarde uit te putten of de leefomgeving te schaden. En zonder toekomstige generaties op te zadelen met onredelijke lasten.
De energietransitie staat niet op zichzelf maar is in de kern onderdeel van een bredere zoektocht van de mensen (individueel en gezamenlijk) naar nieuwe balans: met onszelf, met elkaar en met de aarde waarop we leven. In de volgende hoofdstukken bekijken we kort waar we vandaan komen, waar we nu staan en hoe we concreet verder kunnen.
3. DE GESCHIEDENIS VAN ONS ENERGIEGEBRUIK
Van individuele spierkracht naar wereldwijde energienetwerken
Tot het einde van de 18e eeuw was onze energievoorziening relatief eenvoudig. Mensen leefden van wat lokaal beschikbaar was: spierkracht (van mens en dier), wind, water en hout. Huizen werden gebouwd met natuurlijke materialen en zo ontworpen dat ze zomer en winter leefbaar waren. Ambachten, landbouw en vervoer waren arbeidsintensief, maar vaak verrassend efficiënt. Wind- en watermolens verlichtten het zware werk, verwarming kwam van open haarden of kachels, verlichting van kaarsen en olielampen. De ecologische voetafdruk bleef beperkt, al leidde overmatig houtgebruik soms tot ontbossing, zoals in delen van West-Europa in de 17e en 18e eeuw.
3.1 De industriële revolutie
Met de uitvinding van de stoommachine rond 1770 begon een nieuw tijdperk. Steenkool werd op grote schaal ingezet als energiebron, waarmee productieprocessen versneld werden, transport radicaal veranderde en steden in rap tempo groeiden. De schaal waarop energie beschikbaar kwam, maakte massaproductie mogelijk en veranderde de samenleving ingrijpend. In de 20e eeuw kwamen olie en aardgas op. Vooral de ontdekking van het Groningse gasveld in 1959 leidde tot een ongekende modernisering van het Nederlandse energiesysteem. Binnen korte tijd werd een landelijk gasnet uitgerold, en miljoenen huishoudens schakelden over op aardgas: betaalbaar, schoon en efficiënt. Maar het bracht ook nieuwe risico’s, zoals de aardbevingen en schade in Groningen pijnlijk duidelijk maakten.
3.2 De moderne welvaartsmaatschappij
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het energieverbruik per Nederlander explosief. Auto’s, elektrische apparaten, centrale verwarming, internationale vliegreizen en massaproductie veranderden het dagelijks leven fundamenteel. Energie werd vanzelfsprekend en onzichtbaar: de herkomst, prijs en milieu-impact verdwenen uit het zicht. Tegelijkertijd ontstonden nieuwe spanningen: luchtvervuiling, broeikasgassen, afhankelijkheid van instabiele landen en regio’s. Het besef groeide dat fossiele energie eindig is en dat grootschalig gebruik grote gevolgen heeft voor mens, milieu en geopolitieke stabiliteit.
3.3 Omslag in bewustwording
Vanaf de jaren ’70 ontstond langzaam een kentering. De oliecrises van 1973 en 1979, het rapport van de Club van Rome (1972), en later het VN-klimaatpanel (IPCC, vanaf 1988) markeerden een groeiend milieubewustzijn. Zonnepanelen en windturbines verschenen, isolatie werd populair. Toch bleef het systeem nog decennialang grotendeels fossiel, mede door lage prijzen, bestaande infrastructuur, technologische beperkingen en politieke belangen.
Pas in de afgelopen vijftien jaar is de transitie echt in een hogere versnelling gekomen. Duurzame elektriciteit uit zon en wind groeit snel. Gas wordt afgebouwd, elektrische auto’s winnen terrein, gebouwen worden energiezuiniger. Maar de uitdagingen nemen toe. De vraag stijgt door digitalisering, elektrische verwarming en mobiliteit. Netwerken raken overbelast. Energieprijzen zijn grillig en beïnvloedbaar. De energietransitie is in volle gang en tegelijk complexer dan ooit, omdat we meerdere doelen tegelijk willen bereiken: duurzaamheid, leveringszekerheid en betaalbaarheid.
- 1700: Nederland draait voor ±90% op turf, lokaal gewonnen.
- 1800: Steenkool wint terrein; eerst import uit Engeland, later ook uit eigen Limburgse mijnen.
- 1900: Steenkool is dominant (±75%) olie verschijnt in de mix.
- 1959: Ontdekking van het Groningse gasveld; Nederland wordt gasland.
- 1970: Olie (uit het Midden-Oosten) bereikt hoogtepunt ±50%.
- 1973: Start kernenergie Borsele
- 1973/79: Oliecrises maken afhankelijkheid pijnlijk zichtbaar; start energiebesparing en diversificatie.
- 1980: Aardgas uit Groningen levert ±50% van alle energie; Nederland exporteert.
- 1990: Kernenergie groeit naar ±5%; olie en gas samen op ±90%.
- 2023: Sluiting gasvelden Groningen.
- 2025: Duurzaam groeit naar ±20% (vooral zon en wind), gas en olie nog ±80%; vooral uit Noorwegen en Rusland.
Elke overstap naar een nieuwe energiebron kostte tijd en stuitte op weerstand, maar bleek achteraf onvermijdelijk. De huidige energietransitie past in die eeuwenoude lijn, al is ze dieper en breder dan ooit.
4. WAAR STAAN WE OP DIT MOMENT?
De energietransitie is niet langer abstract, maar tastbaar: aan de laadpaal, in het landschap en op de energierekening.
4.1 Wat hebben we de afgelopen jaren meegemaakt?
De afgelopen vijf jaar waren ingrijpend. De sluiting van het Groningse gasveld, de oorlog in Oekraïne en sterk stijgende energieprijzen raakten huishoudens en economie hard. Beleidsdoelen veranderden snel: kolencentrales gingen dicht en weer open, subsidies kwamen en verdwenen. Burgers en bedrijven grepen massaal naar zonnepanelen, warmtepompen en elektrische auto’s, maar niet iedereen kon mee. Veel mensen missen kennis, ruimte of geld en krijgen zo het gevoel dat de transitie vooral iets is voor anderen. De Rekenkamer merkte in 2023 op dat “de opeenstapeling van wisselende maatregelen het vertrouwen van burgers en investeerders ondermijnt.”
4.2 De ontwikkeling van de vraag / verbruik van energie
Ons totale energieverbruik is al vijftig jaar opvallend stabiel: rond de 3.000 petajoule per jaar. Dat is bijzonder, want sinds de jaren ’70 groeide de bevolking met 40% en verviervoudigde de economie. Per persoon gebruiken we dus veel minder energie dan vroeger, vooral dankzij isolatie, zuinigere apparaten en efficiëntere productie.
Verdeling 2023: industrie 40%, mobiliteit 30%, huishoudens 15%, overige sectoren (landbouw, zorg, ICT, kantoren) 15%.
Internationaal: gemiddeld 154 gigajoule per Nederlander per jaar; België 214, Duitsland 160. Binnen Europa redelijk zuinig, maar wereldwijd nog altijd driemaal het gemiddelde.
Opkomende vraag: elektrificatie neemt toe (auto’s, warmtepompen, inductiekoken), en ook datacenters groeien snel.
Efficiëntie is dus verbeterd, maar ons verbruik blijft hoog in mondiaal perspectief. Bovendien telt niet alleen directe consumptie: ook ons koopgedrag (import van energie-intensieve producten) vergroot de mondiale voetafdruk.
4.3 De ontwikkeling van het aanbod aan groene, grijze en zwarte energie
Nederland wekt steeds meer elektriciteit op uit zon en wind. In 2023 kwam 45% van de opgewekte stroom uit duurzame bronnen. Vooral wind op zee en zon op dak groeien snel. Maar elektriciteit is slechts een vijfde van ons totale energiegebruik; ongeveer 80% is nog fossiel (gas, olie, kolen). Tot voor kort was Nederland grotendeels zelfvoorzienend dankzij Gronings gas. Nu produceren we nog maar 45% van onze behoefte zelf en worden we steeds afhankelijker van buitenlandse grondstoffen en technologie.
De infrastructuur loopt tegen grenzen. Netcongestie verhindert dat duurzame stroom altijd benut wordt en grootschalige opslag ontbreekt nog. Het Planbureau voor de Leefomgeving waarschuwde in 2022: “zonder forse investeringen in netten en opslag frustreert duurzame opwek eerder dan dat ze versnelt”.
4.4 Wie zijn er betrokken en wat zijn de belangen?
- Consumenten: 8 miljoen huishoudens zoeken betaalbare en betrouwbare energie.
- Bedrijven: 350.000 bedrijven, mkb wil voorspelbare kosten en ondersteuning; grote bedrijven vragen beleidszekerheid en goedkope energie, vaak met uitzonderingen.
- Topverbruikers: zoals Tata Steel, Shell, Yara en raffinaderijen verbruiken samen méér energie dan alle huishoudens bij elkaar.
- Energiebedrijven: producenten (RWE, Uniper, Vattenfall) en leveranciers (Essent, Eneco, Greenchoice) leveren stroom en gas en investeren in duurzame opwek.
- Netbeheerders: TenneT en Gasunie (landelijk) en Enexis, Liander, Stedin, Rendo, Westland Infra en Coteq (regionaal) bouwen en beheren het netwerk.
- De overheid: stelt doelen, verdeelt subsidies en heft belastingen; zowel nationaal als Europees.
- Belangengroepen, kennisinstituten en lobbyisten: oefenen invloed uit via onderzoek, campagnes en belangenbehartiging.
- Internationale spelers: de EU bepaalt veel van de kaders; China, VS en landen als Noorwegen en Qatar beïnvloeden prijzen, technologie en leveringszekerheid.
De energietransitie is geen neutraal traject, maar een speelveld vol botsende belangen, asymmetrische macht en ongelijkheid in zeggenschap. Soms versnelt dit de transitie, soms remt het haar af. In bijlage 3 volgt een verdere uitwerking. In bijlage 4 een analyse over wie de rekening betaalt en wie profiteert.
4.5 Zijn we op koers richting duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar?
Nederland stootte in 2023 circa 155 megaton CO₂ uit, 33% minder dan in 1990. Dat komt vooral door efficiëntere productie, afbouw van aardgas in woningen, sluiting van kolencentrales en groei van wind- en zonne-energie. De reductie is reëel, maar het tempo blijft achter bij de doelen. Bovendien is CO₂ slechts één maatstaf: duurzaamheid gaat ook over grondstoffen, biodiversiteit en gezondheid.
- Duurzaamheid: zonnepanelen, windmolens en batterijen vragen veel koper, lithium en zeldzame metalen. Slechts 5% van de batterijen wordt nu hoogwaardig gerecycled. Schone oplossingen kunnen zo nieuwe vervuiling veroorzaken.
- Betaalbaarheid: tussen 2020 en 2023 stegen energierekeningen met 30–70%. Wie kon investeren, zag voordeel; wie dat niet kon, betaalde vooral meer. Zo vergroot de transitie de ongelijkheid. De belastingdruk op energie blijft hoog.
- Betrouwbaarheid: de stroomvoorziening is stabiel, maar marges worden krapper. Netcongestie is structureel, opslag ontbreekt, en meer dan 90% van de zonnepanelen komt uit China. Afhankelijkheid maakt ons kwetsbaar.
- Onafhankelijkheid: strategisch willen we minder afhankelijk zijn van instabiele regio’s; individueel verlangen steeds meer mensen naar eigen opwek. Beide zijn legitiem, maar vragen om balans: persoonlijke vrijheid staat of valt met een betrouwbaar collectief systeem.
De Rekenkamer vatte het in 2023 scherp samen: “De energietransitie boekt vooruitgang, maar slaagt pas als duurzaamheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid in samenhang worden gerealiseerd.”
4.6 Wat hebben we geleerd en wat durven we nog niet te erkennen?
De energietransitie is geen rechte lijn. Ze confronteert ons met lessen die we liever niet horen, maar die we wel moeten erkennen. We hebben ervaren dat systeemverandering traag en weerbarstig is. Te snelle elektrificatie zonder opslag leidt tot netproblemen. Technologische beloften als waterstof, CCS en batterijen zijn veelbelovend, maar nog onvolwassen. De uitvoering hapert, regie ontbreekt, en veel mensen voelen zich niet gehoord. Dat ondermijnt vertrouwen.
1. Duurzaamheid is niet automatisch rechtvaardig: Wie weinig heeft, betaalt vaak het meest: voor energie, voor slecht geïsoleerde huizen, voor inefficiënte apparaten. Wie meer bezit, profiteert van subsidies en investeringskansen. Zonder actieve herverdeling vergroot de transitie ongelijkheid.
2. Groene oplossingen hebben schaduwkanten: Lithiumwinning, batterijen, zonnepanelen en windturbines brengen ecologische en sociale kosten mee die vaak worden afgewenteld op andere regio’s. CO₂ krijgt alle aandacht, terwijl fijnstof, waterverbruik, mensenrechten en biodiversiteit onderbelicht blijven. Ook het dominante CO₂-verhaal kan eenzijdig uitpakken: reductie is nodig, maar mag andere milieudruk (zoals grondstoffen, waterverbruik en biodiversiteit) niet overschaduwen.
3. We zijn afhankelijker dan we denken: De meeste technologie en grondstoffen komen uit het buitenland, vaak uit geopolitiek kwetsbare regio’s of landen met lagere standaarden. Strategische autonomie is nog ver weg.
4. Beleid rust vaak op modellen: Modellen bevatten aannames en politieke wensen. Wat werkt op papier, werkt niet altijd in de praktijk. Terugkoppeling vanuit de uitvoering ontbreekt vaak.
5. Macht en zeggenschap zijn ongelijk verdeeld: Grote bedrijven, energieconcerns en lobbygroepen bepalen mee. Burgers, coöperaties en kleinere ondernemers kijken vaak toe. Dat voedt wantrouwen en vergroot de afstand.
Een succesvolle transitie vraagt meer dan technologie en investeringen. Ze vraagt eerlijkheid, consistentie en de moed om te leren van wat (nog) niet werkt.
4.7 De uitdaging waar we voor staan
Wat voor ons ligt, is geen rechte route, maar een complexe puzzel van technologie, gedrag, rechtvaardigheid, marktwerking, infrastructuur en geopolitieke afhankelijkheid. Juist die verwevenheid maakt de transitie ingewikkeld en urgent. Willen we vooruit, dan vraagt dat om een eerlijker verhaal, scherpere keuzes en een gezamenlijke koers. Hoe we deze puzzel oplossen, verkennen we in het volgende hoofdstuk.
We zijn begonnen aan de energietransitie, maar pas een klein deel van de weg is afgelegd. Het moeilijkste stuk ligt nog voor ons.
5. WAT IS HET PERSPECTIEF NAAR DE TOEKOMST?
Drie richtingen voorwaarts
Vrijwel alle scenario’s en strategieën wijzen dezelfde kant op. Als we een duurzame, betaalbare én betrouwbare energievoorziening willen, moeten we drie bewegingen combineren: (1) vergroenen van het aanbod, (2) verlagen en elektrificeren van de vraag en (3) beter afstemmen van vraag en aanbod. Dit klinkt technisch, maar raakt direct aan gedrag, ruimtelijke keuzes, investeringen, eigenaarschap en solidariteit. Pas in samenhang ontstaat een robuust systeem. Eén richting is niet genoeg.
5.1 Het vergoenen van het aanbod
De opwek van duurzame energie groeit snel, vooral door zon en wind. Inmiddels komt bijna de helft van onze elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, maar elektriciteit is nog maar een vijfde van ons totale energiegebruik. Voor zware industrie, luchtvaart en scheepvaart blijven ook groene moleculen nodig: waterstof, biobrandstoffen en synthetische brandstoffen. Dat vraagt om grootschalige productie én import. Tegelijk schuurt het: de beschikbaarheid van grondstoffen, de ruimte op land en zee, en het draagvlak in de samenleving zijn begrensde factoren.
Volledige zelfvoorziening is geen realistisch perspectief, maar een forse vergroting van onze eigen productie richting een substantieel deel van de totale energiebehoefte is wel haalbaar én noodzakelijk om minder afhankelijk te worden van instabiele regio’s en kwetsbare toeleveringsketens. Het vergroenen van het aanbod is dus onmisbaar, maar alleen effectief in combinatie met energiebesparing en een betere afstemming van vraag en aanbod.
In bijlage 5 een overzicht van de verschillende vormen van duurzame energie en hun kansen en beperkingen.
5.2 Het verlagen en elektrificeren van de vraag
Wie denkt aan energiebesparing, denkt vaak aan korter douchen of de thermostaat lager zetten. Maar de echte slagen zitten bij de grote verbruikers. In grote lijnen: industrie is de grootste vervuiler, gevolgd door mobiliteit, lucht- en scheepvaart, gebouwde omgeving, landbouw en datacenters.
De percentages in deze paragraaf gaan over CO₂-uitstoot. Dat beeld wijkt soms af van de verdeling van energiegebruik, omdat sectoren met relatief veel fossiele brandstoffen (zoals luchtvaart en landbouw) een hogere uitstoot hebben dan hun aandeel in energieverbruik doet vermoeden.
Zware industrie en chemie
Bedrijven als Tata Steel, Shell en Chemelot zijn samen verantwoordelijk voor circa 35–40% van de nationale CO₂-uitstoot. Hier liggen de grootste besparingsmogelijkheden: procesoptimalisatie, elektrificatie van hoge-temperatuurprocessen, benutten van restwarmte en circulaire productie. Ook kan productie beter worden afgestemd op het beschikbare duurzame aanbod. Zulke omslagen vragen naast innovaties ook duidelijke normen en prikkels; zonder die kaders blijft de businesscase zwak. Juist hier ligt de grootste hefboom: keuzes in deze sectoren bepalen het tempo van de hele transitie.
Mobiliteit (wegverkeer)
Verkeer op de weg (personenauto’s, bestelbusjes, vrachtwagens en bussen) veroorzaakt ongeveer 20% van de uitstoot. Elektrificatie is cruciaal, maar niet genoeg: structureel minder autokilometers, meer OV en fiets, en slimme combinaties van functies (thuiswerken, deelmobiliteit) zijn minstens zo belangrijk.
Luchtvaart
De luchtvaart draagt circa 7–8% bij als je internationale vluchten toerekent aan Nederland; in officiële statistieken valt een deel buiten beeld. Alternatieven voor kerosine komen traag op gang. Biobrandstoffen en synthetische kerosine zijn schaars en duur; elektrisch vliegen heeft voorlopig een klein bereik. Zolang de volumegroei aanhoudt, loopt de uitstoot niet overtuigend terug. Keuzes over de omvang van de sector zijn daarom onvermijdelijk.
Scheepvaart
Zee- en binnenvaart draaien nog grotendeels op olie en stookolie en zijn samen goed voor ongeveer 6–7% (afhankelijk van toerekening en bunkerbrandstoffen). Kansen liggen in schonere brandstoffen (biobrandstoffen, methanol, waterstof), elektrificatie van kortere trajecten, walstroom in havens en efficiëntere logistiek. Internationale afspraken zijn hier doorslaggevend.
Gebouwde omgeving
Huizen en kantoren veroorzaken 12–15% van de uitstoot. Isolatie, slimme verwarming en efficiëntere apparaten bieden veel winst. Veel huishoudens missen echter middelen, waardoor ondersteuning en eerlijke verdeling noodzakelijk zijn.
Landbouw
Goed voor 10% of meer van de broeikasgassen (methaan en lachgas). Besparing via efficiëntere productie, minder kunstmest, kleinere veestapels, energieneutrale kassen en duurzamer consumptiepatroon.
Datacenters
Verbruiken circa 3% van de elektriciteit. Zonder zuinigere hardware, warmtehergebruik en beperking van dataverkeer kan dit aandeel snel stijgen. Het huidige aandeel lijkt bescheiden, maar door snelle groei en concentratie op bepaalde locaties kan de impact sterk toenemen.
Tot slot
De grootste reducties liggen bij industrie en mobiliteit, maar consumenten sturen indirect de vraag door keuzes in wat we eten, kopen en hoe we reizen. De transitie vraagt dus inzet van iedereen elk op zijn schaal en verantwoordelijkheid.
5.3 Vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen
Ons energiesysteem is gebouwd op constante, centrale levering vanuit kolen, gas of kernenergie. Duurzame opwek is wisselend en vaak decentraal. Dat vraagt om flexibiliteit, timing en samenwerking. De toekomst hangt daarom niet alleen af van hoeveel we opwekken of besparen, maar ook van hoe goed we het geheel balanceren.
Inzicht en data: actuele gegevens over verbruik, productie, pieken en knelpunten vormen de basis. Zonder gedeelde normen en definities kan het energiesysteem niet optimaal functioneren. De nieuwe Energiewet (2026) schept hiervoor kaders, en geeft netbeheerders, het afsprakenstelsel energiedata (Normo), de ACM en platforms zoals het Platform Energie-infrastructuur (PE) een grotere rol.
Prijsprikkels en slimme sturing: dynamische tarieven en slimme software geven huishoudens en bedrijven een prikkel om flexibel te zijn. Laden, verwarmen of produceren verschuift naar daluren of momenten van overvloed.
Opslag en buffers: batterijen, thermische buffers en seizoensopslag (zoals waterstof) maken het mogelijk productie los te koppelen van gebruik. Zelfs elektrische auto’s kunnen tijdelijk als opslag dienen. Variatie en schaal vergroten de veerkracht.
Lokale netten en microgrids: bedrijventerreinen, campussen of dorpen kunnen steeds vaker lokaal balanceren. Dat verlaagt de druk op het hoofdnet, mits er vertrouwen, heldere spelregels en samenwerking zijn.
Balanceren is dus niet alleen een technologische uitdaging, maar net zo goed een maatschappelijke: wie doet mee, wie heeft toegang en wie bepaalt de spelregels?
5.4 Op weg naar 2050
Waar we in 2050 precies staan, weten we niet. De toekomst laat zich niet exact voorspellen, maar de contouren worden zichtbaar. Waarschijnlijk draait het grootste deel van onze energievoorziening op elektriciteit, aangevuld met groene waterstof en andere duurzame bronnen.
Huizen, bedrijven en buurten wekken steeds vaker hun eigen energie op en delen overschotten via slimme netwerken. Wind op zee en zon op dak voeden een robuust systeem dat wordt ondersteund door batterijen, warmtebuffers en seizoensopslag. Auto’s rijden schoon en stil, industrieën zijn circulair, landbouw gebruikt energie zonder bodem of natuur uit te putten.
Wat we gebruiken, is minder, slimmer en rechtvaardiger verdeeld. We zijn minder afhankelijk van grillige markten en geopolitieke druk, omdat samenwerking en veerkracht de basis vormen. Niet één wondertechnologie, maar de optelsom van keuzes, gedrag en samenwerking maakt dat we stap voor stap toewerken naar een duurzaam, betrouwbaar én betaalbaar energiesysteem.
5.5 Uitgangspunten voor de transitie
Om de transitie in de praktijk waar te maken, zijn meerdere benaderingen denkbaar. Je kunt strak vanuit de overheid sturen, of juist ruimte geven aan markt en samenleving. Ervaring leert dat de meeste beweging ontstaat als de richting helder is, de spelregels eerlijk zijn en er ruimte is om samen te leren en te handelen.
1. Dialoog als startpunt
De energietransitie lukt alleen als we werkelijk samen het probleem voelen en de urgentie delen. Dat vraagt om een open, eerlijke nationale dialoog, waarin burgers, bedrijven, overheden en kennisinstellingen elkaar ontmoeten. We wisselen ervaringen uit, leren van succesvolle projecten in binnen- en buitenland, bespreken uitgangspunten en zoeken naar oplossingen die breed gedragen zijn. Zo houden we het proces levend en kunnen we voortdurend bijsturen op basis van nieuwe inzichten.
2. Duidelijk doel en eerlijke prikkels
Het doel is een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening, waarin CO₂-reductie hand in hand gaat met bredere duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid. Een eerlijk speelveld betekent dat vervuilende energiebronnen stapsgewijs duurder worden en groene alternatieven juist goedkoper en toegankelijker. Niet alleen op basis van CO₂, maar ook rekening houdend met andere milieudruk, zoals fijnstof, grondstoffen en biodiversiteit. Zo wordt verduurzaming geen morele oproep, maar de vanzelfsprekende keuze: logisch, rechtvaardig en aantrekkelijk in de praktijk.
3. Infrastructuur op orde
De overheid heeft als eigenaar van elektriciteitsnetten, warmtenetten en waterstofleidingen de taak om deze snel en toekomstbestendig uit te breiden. Geen nieuwe fossiele netten meer; in nieuwbouwwijken alleen duurzame aansluitingen. Zo wordt infrastructuur geen belemmering maar juist een versneller.
4. Ruimte en gemak voor initiatief
Iedereen moet zelf of samen kunnen handelen. Vergunningen voor duurzame opwek, opslag en netuitbreiding moeten zo eenvoudig, snel en voorspelbaar mogelijk zijn. Standaardvoorwaarden, korte doorlooptijden en één aanspreekpunt maken het verschil.
5. Eigen verantwoordelijkheid, sociale rechtvaardigheid en lokaal eigenaarschap
De transitie vraagt inzet van iedereen, maar niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden. Daarom is het cruciaal om mensen die het moeilijk hebben te ondersteunen, zodat zij kunnen meedoen. Dit kan via financiële hulp, kennisdeling en het stimuleren van lokaal eigenaarschap, bijvoorbeeld via energiecoöperaties en buurtprojecten. Zo blijft de transitie niet alleen eerlijk, maar ook dichtbij en tastbaar.
6. Monitoren en verbinden
Het kabinet bewaakt de voortgang en zorgt dat we koers houden, zonder te micromanagen. Daarbij hoort ook het sluiten en naleven van internationale afspraken over energie, grondstoffen en handel. Zo wordt het nationale verhaal verbonden met de mondiale context. Een nationale energie monitor (‘De nationale slimme meter’) houdt ons scherp en op de hoogte van de vooruitgang van de energietransitie (zie voorstel in bijlage 7).
Tot slot: de energietransitie is gebaat bij een heldere mijlpalen planning. Van nu tot 2050 kun je opdelen in vijf keer vijf jaar. Een nationale energie ‘roadmap’ bestaat echter nog niet. In bijlage 6 een uitwerking van hoe de reis naar 2050 eruit zou kunnen zien.
6. WERKT DE NEDERLANDSE AANPAK?
Iedereen is druk bezig maar het ontbreekt aan regie
6.1 Huidige aanpak
Nederland heeft zich verbonden aan ambitieuze Europese en internationale klimaatdoelen. Zon- en windparken verrijzen in hoog tempo, kolencentrales worden uitgefaseerd en nieuwe gasaansluitingen zijn verboden. Tegelijk ligt de uitvoering verspreid over rijksoverheid, provincies, gemeenten, netbeheerders, bedrijven en burgers. Dat zorgt voor veel initiatieven, maar ook voor versnippering. Er is geen gedeeld plan of duidelijke regie: vergunningen voor duurzame projecten lopen vaak jaren, terwijl huishoudens en bedrijven wachten op een aansluiting of warmtepomp. De Rekenkamer waarschuwde in 2023 dat “de energietransitie door gebrek aan richting dreigt te verzanden in losse projecten, afhankelijk van subsidies en toevallige initiatieven.”
6.2 Sterke punten
De kracht van de Nederlandse aanpak ligt in brede betrokkenheid en innovatie. Publieke en private partijen werken samen in lokale initiatieven, energiecoöperaties en regionale energiestrategieën. Onze kennispositie in offshore wind, watermanagement en systeemintegratie is internationaal sterk. Het PBL benadrukte in 2022 dat Nederland “met name in offshore wind een leidende rol in Europa kan spelen, mits investeringen en netcapaciteit gelijke tred houden.” Ook het publieke eigendom van de netten waarborgt dat langetermijninvesteringen niet uitsluitend door kortetermijnwinst worden gedicteerd.
6.3 Zwakke punten
De zwakte zit in regie en consistentie. Er is geen partij die eindverantwoordelijk is voor het energiesysteem als geheel. Netuitbreiding en opslag lopen structureel achter bij de groei van elektrificatie. Beleidsdoelen wisselen, subsidies komen en gaan, wat investeerders kopschuw maakt. De SER waarschuwde in 2021 dat “onvoldoende langetermijnzekerheid investeringen in verduurzaming afremt.”
Daarnaast ligt de nadruk sterk op CO₂-reductie. Dat is belangrijk, maar tegelijk te smal: duurzaamheid raakt ook biodiversiteit, grondstoffen, gezondheid en sociale rechtvaardigheid. Te sterke fixatie op één getal of model vernauwt de blik en maakt beleid kwetsbaar.
De lasten zijn bovendien scheef verdeeld: huishoudens betalen relatief veel, terwijl grote vervuilers vaak uitzonderingen bedingen. Burgers worden vaak pas laat betrokken, wat draagvlak ondermijnt. En de ruimtelijke puzzel (energieopwek versus natuur, landbouw en woningbouw) krijgt geen integrale aanpak.
6.4 Verbeterkansen
De transitie kan aan kracht winnen door:
- Nationale regie met duidelijke prioriteiten en mijlpalen en een heldere monitor.
- Versnelde uitbreiding van netten en opslag.
- Eerlijke lasten verdeling: de vervuiler betaalt en duurzame energie goedkoper.
- Langetermijnzekerheid voor investeerders en uitvoerders.
- Gerichte steun voor lage inkomens en kleine bedrijven.
- Echte burgerparticipatie en mede-eigenaarschap.
- Integrale ruimtelijke planning die energie, wonen, landbouw en natuur verbindt.
Zoals het IEA stelde in zijn review van Nederland (2020): “Nederland moet meer doen om investeringszekerheid en systeemintegratie te garanderen; anders blijft het tempo van de transitie achter bij de ambities.”
6.5 Conclusie
De energietransitie in Nederland is geen mislukking, maar ook nog geen succes. De technische oplossingen zijn er, maar de sociale en bestuurlijke condities blijven achter. De kracht zit in innovatie en betrokkenheid; de zwakte in versnippering, trage infrastructuur en ongelijke verdeling van lasten en lusten. Nederland mist geen techniek, maar wel regie, duidelijke kaders en consistentie. De oplossing ligt niet in centralistisch sturen, maar in het scheppen van voorwaarden waarmee samenleving én markt de transitie kunnen dragen.
7. WAT IEDER KAN BIJDRAGEN
In ons eigen en gezamenlijk belang
De energietransitie kan niet van bovenaf worden opgelegd. Ze slaagt pas als ieder zijn rol pakt, in samenhang met de ander. Of we nu consument zijn, medewerker of eigenaar van een bedrijf, energieleverancier, politicus, ambtenaar of journalist: iedereen kan bijdragen.
7.1 Wat kun je individueel doen
De energietransitie biedt de kans om niet alleen duurzamer te leven, maar ook grip te krijgen op je energierekening. Je hoeft niet alles tegelijk te doen. Elke stap telt. Juist kleine, haalbare keuzes maken verschil. Begin met bewustwording: hoeveel energie gebruik je, wanneer, en waar kun je besparen? Van isoleren en tochtstrips tot slimmer gebruik van apparaten. Wie meer kan investeren, kiest voor zonnepanelen, een warmtepomp of deelname aan een energiecoöperatie. Vergeet ook de indirecte impact niet: ons consumptiegedrag bepaalt hoeveel energie-intensieve producten en diensten nodig zijn. En tot slot telt je stem: steun partijen die de transitie eerlijk en effectief willen versnellen.
7.2 Wat hebben we nodig van politiek en overheid?
De overheid kan de energietransitie voor iedereen overzichtelijker en eerlijker maken. Het gaat er niet om mensen te straffen, maar om regie te voeren, richting te geven en ruimte te laten. Heldere prikkels maken verduurzaming vanzelf de logische keuze. Van de overheid mogen we duidelijke kaders verwachten: de vervuiler betaalt, duurzame energie wordt goedkoper, subsidies zijn eenvoudig en transparant. Belastingen op grijze en zwarte energie gaan geleidelijk omhoog, waarbij de opbrengsten zichtbaar worden ingezet voor verduurzaming én steun aan lage inkomens. Zo ontstaat niet alleen een schoner systeem, maar ook een eerlijker speelveld. Even belangrijk is een brede en open dialoog: mensen worden niet pas achteraf, maar vanaf het begin betrokken. Zonder regie én dialoog ontstaat geen draagvlak.
7.3 Wat mogen we verwachten van de energiesector?
Energiebedrijven vormen de sleutel tussen productie en gebruik. Van hen mogen we volledige transparantie verwachten: waar komt de stroom of warmte vandaan, en wat is de impact? Ze hebben de kans om versneld te investeren in duurzame opwek en de geleidelijke afbouw van fossiele bronnen. Daarbij kunnen ze klanten helpen met slimme oplossingen: prijsprikkels, apps en flexibele contracten die vraag en aanbod beter in balans brengen. Als de sector kiest voor vergroening en betrouwbaarheid, wint zij niet alleen vertrouwen van burgers, maar ook stabiliteit en toekomstzekerheid voor zichzelf.
7.4 Wat mogen we verwachten van bedrijven en organisaties?
Bedrijven en organisaties zijn tegelijk grootverbruikers én vernieuwers. Van hen mogen we verwachten dat zij wet- en regelgeving naleven en eerlijk communiceren over hun energiegebruik. De echte kans ligt in verduurzaming: door te besparen, te elektrificeren en circulair te produceren versterken bedrijven hun concurrentiekracht en aantrekkelijkheid voor klanten en werknemers. Greenwashing ondermijnt dat vertrouwen en wordt steeds sneller doorzien. Bedrijven die wel vooroplopen, laten zien dat verduurzaming niet alleen een plicht is, maar een strategisch voordeel.
7.5 Wat mogen we verwachten van de media?
Media bepalen voor een groot deel hoe de samenleving naar de energietransitie kijkt. Nu overheersen vaak incidenten en conflicten, terwijl de samenhang en lange lijnen onderbelicht blijven. Dat voedt verwarring en wantrouwen. Van de media mogen we meer verwachten: feitelijke duiding, controle van beleid, en ruimte voor nuance, kritische stemmen en inspirerende voorbeelden. Daarmee vergroten ze niet alleen het vertrouwen, maar versterken ze ook hun eigen maatschappelijke betekenis. De energietransitie verdient journalistiek die voorbij de waan van de dag kijkt en zo vertrouwen versterkt in plaats van verdeeldheid.
8. TOT SLOT
Van minder uitstoot naar meer veerkracht
De energietransitie is onderdeel van de reis van de mens om de relatie met zichzelf met elkaar en met de natuur te herstellen. Concreet biedt zij een kans om zowel individueel als gezamenlijk sterker, eerlijker en veerkrachtiger te worden. Niet alleen door over te stappen op schone energie, maar ook door minder afhankelijk te zijn van instabiele markten en schaarse grondstoffen.
De weg naar 100% groene energie is lang, maar niet onbegaanbaar. We beschikken over de kennis, middelen en het vakmanschap om stap voor stap vooruit te gaan. De keuzes die we nú maken, bepalen of we straks achter de feiten aanlopen of zelf de voordelen pakken: lagere kosten, schonere lucht en meer onafhankelijkheid.
Wat telt, is dat overheid, burgers en bedrijven ieder hun rol spelen. De overheid door regie te pakken en richting en ruimte te bieden, burgers en bedrijven door verantwoordelijkheid te nemen die bij hun mogelijkheden past. Zo groeit een transitie die recht doet aan mens én natuur. En zo schrijven we samen het verhaal van de energietransitie, een verhaal over vooruitgang, gedragen door iedereen
De energietransitie is geen last die ons wordt opgelegd, maar een kans die we zelf vormgeven. Als we bereid zijn te leren, te delen en elkaar te steunen, kunnen we samen het verschil maken, niet alleen voor nu, maar ook voor de generaties na ons.
BIJLAGE 1: BRONNEN
Officiële statistieken en rapportages
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): Energieverbruik, CO₂-uitstoot, sectoranalyses
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL): Klimaatscenario’s, beleidsdoorrekeningen
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO): Innovatie, subsidies en sectorale
informatie - TenneT & Enexis: Netinfrastructuur, capaciteitsproblemen en toekomstscenario’s
- Rathenau Instituut: Technologie, energiedemocratie en maatschappelijke impact
Wetenschappelijke en strategische denkkaders
- Jan Rotmans: Hoogleraar transitiekunde, o.a. In het oog van de orkaan, Verandering van tijdperk
- Bob de Wit: Auteur van Society 4.0 en denker over strategische autonomie en maatschappelijke systemen
- Jason Hickel: Over mondiale ongelijkheid en ecologische grenzen
- Amory Lovins / Rocky Mountain Institute: Over energie-efficiëntie en systeemontwerp
Internationale bronnen en benchmarks
- IEA (International Energy Agency): Trends in energiebronnen, verbruik en yechnologieontwikkeling
- IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change): Klimaatscenario’s en bbeleidsimpact
- Europese Commissie / Eurostat: Europese energie- en klimaatdoelen
Aanvullende context en analyse
- Energieopgaven van gemeenten, RES-regio’s en provincies
- Artikelen en analyses van onafhankelijke denktanks en vakmedia
- Kennis van praktijkprofessionals in netbeheer, industrie, installatiebranche en energietechnologie
- Ervaringen uit burgerinitiatieven, energiecoöperaties en maatschappelijke platforms
BIJLAGE 2: FACTSHEET
1. Cijfers en feiten
- Totaal energieverbruik: ± 3.000 PJ per jaar (al 50 jaar stabiel) ondanks groei bevolking met 40% en verviervoudiging van de economie.
- Verdeling gebruik (2023): Industrie: 40%.Mobiliteit: 30%. Huishoudens: 15%. Overig (landbouw, zorg, ICT, kantoren): 15%.
- Gebruikers: ± 8 mln huishoudens en ± 1 mln bedrijven/organisaties, met samen >9 mln elektriciteitsaansluitingen en ± 7 mln gasaansluitingen (afbouwend).
- Bronnen: 80% fossiel (gas, olie, kolen), 20% duurzaam (zon, wind, biomassa, waterkracht).
- Zelfvoorziening: ± 45% (na sluiting Gronings gas). Olie en kolen volledig geïmporteerd.
- Internationaal: 154 GJ p.p. (BE: 214, DE: >600, wereldgem.: ±50).
- Kosten: energierekening 2020–2023 +30–70%; gemiddeld ± €2.500/jaar per huishouden.
- CO₂-uitstoot: 2023 = 155 Mton (–33% t.o.v. 1990) → te traag voor 2030/2050-doelen: –55% in 2030, klimaatneutraal in 2050.
- Metcongestie: overbelast net, weinig opslag → verspilling van zonne- en windstroom.
- Energievoetafdruk: 2–3× groter bij meerekenen importgoederen.
- Sociale impact: ± 600.000 huishoudens in energiearmoede (CBS, 2023).
2. Analyse van de opgave
- Startpunt: focus op CO₂ → noodzakelijk, maar te smal.
- Breder beeld: fossiel = ook stikstof, fijnstof, ecologische en geopolitieke schade.
- Drie bewegingen nodig: (1) vergroenen van aanbod, (2) verlagen/elektrificeren vraag, (3) beter afstemmen vraag/aanbod.
- Achterstand: Nederland loopt achter bij EU-doelen en mondiale trends.
- Rechtvaardigheid: lasten liggen vooral bij lage en middeninkomens; winsten bij grootverbruikers.
- Onafhankelijkheid: zelfopwek, buffers, circulair werken en lokaal eigenaarschap cruciaal.
- Eerlijke prijs = sleutel: zwart/grijs duurder, groen goedkoper → transitie beweegt vanzelf.
- Stille krachten: energiebesparing en circulaire productie.
3. Perspectief – wat nodig is
- Overheid: Duidelijke doelen en stabiele spelregels. Belasting op fossiel omhoog, groen stimuleren. Fossiele subsidies afbouwen (miljarden per jaar). Infrastructuur versneld uitbreiden (stroom, warmte, opslag). Bescherming van kwetsbare groepen.
- Energiesector: Transparantie over herkomst en impact. Versneld vergroenen en balanceren (smart grids, buffers, flexibele prijzen).
- Netbeheerders: TenneT (hoogspanning), Gasunie (transport), Enexis, Liander, Stedin, Rendo, Coteq cruciaal in uitbreiding en integratie van netwerken.
- Bedrijven: Besparen, verduurzamen, ketens verkorten, circulair werken. Greenwashing voorkomen, transparant communiceren.
- Burgers: Bewust omgaan met verbruik en consumptie. Investeren waar mogelijk (isolatie, zonnepanelen, coöperaties). Invloed via politieke keuzes.
- Samenleving: Open dialoog over wat rechtvaardig en haalbaar is. Niet via slogans of schuld, maar via gedeelde waarden.
BIJLAGE 3: BELANGHEBBENDEN
Energieverbruikers
- Huishoudens: ±8 miljoen huishoudens, met ±7,5 miljoen elektriciteitsaansluitingen en ±6,5 miljoen gasaansluitingen.
- Kleinzakelijk – ruim 1 miljoen aansluitingen (winkels, kantoren, kleine bedrijven).
- Grootverbruikers – ±15.000 aansluitingen (industrie, ziekenhuizen, datacenters e.d.).
Maatschappelijke organisaties
Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis, Milieudefensie, Energie Samen (koepel energiecoöperaties).
Belang: betaalbaarheid, betrouwbaarheid, mogelijkheden om te verduurzamen, inspraak in de leefomgeving.
Overheid en beleid
- Rijksoverheid: Ministeries van EZK, Financiën, IenW en BZK. Belang: klimaatdoelen realiseren met behoud van draagvlak, betaalbaarheid en concurrentiekracht.
- Provincies en gemeenten: RES-regio’s, vergunningen, ruimtelijke plannen. Belang: lokale inpassing en acceptatie door inwoners.
Energieleveranciers
Shell, BP, ExxonMobil, TotalEnergies, RWE, Uniper, Vattenfall, Eneco, Essent, Greenchoice, Vandebron e.a.
Belang: winst, aandeelhouderswaarde, groei in duurzame markten.
Netbeheerders
- TenneT: landelijke hoogspanningsnetbeheerder elektriciteit, ±42 miljoen eindgebruikers in Nederland en Duitsland.
- Gasunie: beheer van het landelijke gastransportnet, actief in waterstof en CO₂-infrastructuur.
- Liander: ±3,3 miljoen aansluitingen (Noord-Holland, Gelderland, Flevoland e.a.)
- Enexis Netbeheer: ±2,8 miljoen aansluitingen (Noord-, Oost- en Zuid-Nederland)
- Stedin: ±2,3 miljoen aansluitingen (Randstad, Zeeland)
- Coteq Netbeheer: ±150.000 aansluitingen (Twente)
- Rendo Netbeheer: ±60.000 aansluitingen (Drenthe, Overijssel)
- Westland Infra Netbeheer: ±30.000 aansluitingen (glastuinbouwgebied)
- Enduris (in 2022 opgegaan in Stedin) – ±200.000 aansluitingen (Zeeland)
Branche- en samenwerkingsorganisaties:
Netbeheer Nederland – koepelorganisatie voor alle netbeheerders.
Het Normo – afsprakenstelsel energiedata (digitale uitwisseling).
Belang: betrouwbare en stabiele energievoorziening, tijdig uitbreiden van capaciteit, balanceren van vraag en aanbod, digitalisering.
Industrie
Tata Steel, Dow, Yara, Chemelot, Shell Pernis e.a.
Belang: betaalbare, zekere energie; behoud van internationale concurrentiepositie.
Landbouw en natuur
LTO Nederland, NAJK, Natuur & Milieu, Greenpeace, Urgenda, Milieufederaties.
Belang: balans tussen voedselproductie, natuurherstel en ruimte voor energieopwekking.
Financiële sector
Rabobank, ING, ABN Amro, Triodos, ASN, pensioenfondsen (ABP, PFZW).
Belang: rendement én reputatie via groene investeringen.
Technologie & installatie
Techniek Nederland (branche), Croonwolter&dros, Unica, installateurs, leveranciers als SolarEdge, Tesla, Huawei, Signify.
Belang: groeiende markt voor warmtepompen, zonnepanelen, laadpalen, batterijen en digitalisering.
Faciliterende organisaties en kennisinstellingen
- ACM: toezicht op energiemarkten, netten en tarieven.
- RVO: uitvoerder van subsidies en regelingen (SDE++, ISDE, MIA/Vamil).
- CertiQ: beheer van garanties van oorsprong (groencertificaten).
- CBS: onafhankelijke energiestatistieken.
- PBL: rekent scenario’s en beleid door.
- SCP, CPB: sociaal-maatschappelijke en economische analyses.
- Belang: transparantie, betrouwbare cijfers en eerlijk toezicht.
Europa en internationaal
Europese Commissie, Europese Investeringsbank, ETS-systeem, OPEC, Rusland, Noorwegen, China, VS (China = zonnepanelen/batterijen, VS = software & kapitaal, Noorwegen = gas).
Belang: geopolitieke invloed, export, leveringszekerheid.
BIJLAGE 4: WIE BETAALT DE REKENING EN WIE PROFITEERT?
De energietransitie is geen puur technische operatie. Het is ook een sociaal en economisch krachtenveld waarin de rekening niet gelijk verdeeld is. Terwijl veel huishoudens zuiniger leven, voelen zij toch een steeds zwaardere last. De winsten landen elders.
Huishoudens
- Relatieve lasten: in 2000 ging gemiddeld 3–4% van het besteedbaar inkomen naar energie. Tijdens de energiecrisis van 2022 liep dit op tot 8–10%. In 2025 liggen de lasten stabieler, rond 5–6%, maar dus nog altijd structureel hoger dan begin deze eeuw.
- Extra kosten: tussen 2021 en 2023 betaalden huishoudens gemiddeld €3.000–€4.000 méér aan energie dan in de jaren ervoor.
- Trend: sinds 1970 daalde het verbruik per huishouden met ca. 20%, maar door belastingen, infrastructuurkosten en prijsschokken zijn de lasten niet mee gedaald.
- Ongelijkheid: 40% van de huishoudens heeft zonnepanelen en profiteert van lagere lasten; de overige 60% betaalt relatief meer en draagt via belastingen ook de subsidies.
Bedrijven
- Fossiele energiebedrijven: Shell, BP, TotalEnergies en ExxonMobil maakten in 2022 samen meer dan $200 miljard winst.
- Industrie: grootverbruikers betalen per eenheid energie minder belasting dan huishoudens. Dit systeemvoordeel versterkt het gevoel van scheefgroei.
- Duurzame technologiebedrijven: producenten van zonnepanelen, batterijen, warmtepompen en laadpalen (veelal Chinees of Duits) zagen de vraag exploderen. Kleinere Nederlandse energieleveranciers gingen juist failliet.
Overheid
- Opbrengsten: in 2022–2023 haalde de Nederlandse staat ruim €15 miljard extra op via btw en energiebelasting.
- Uitgaven: miljarden gingen terug via prijsplafonds en subsidies. Dat bood noodsteun, maar geen structurele oplossingen.
- Vraagteken: zolang opbrengsten niet zichtbaar worden ingezet voor een eerlijker en slimmer energiesysteem, blijft wantrouwen groeien.
Internationaal
- Fossiele exporteurs: Rusland, Noorwegen en de OPEC profiteerden van de prijscrisis. Europa betaalde de rekening.
- Technologie-exporteurs: China domineert zonnepanelen en batterijen; Duitsland windturbines; de VS software en kapitaal. Nederland blijft sterk afhankelijk van import en dus kwetsbaar voor prijs- en leveringsschokken.
BIJLAGE 5: DUURZAME ENERGIE
Zonne-energie
Zonne-energie is in Nederland sterk gegroeid. In 2023 kwam ongeveer 17% van de elektriciteitsproductie uit zonnepanelen. Het is relatief eenvoudig te installeren, vooral op daken, en er zijn weinig emissies tijdens het gebruik. Voor huishoudens en bedrijven is het financieel aantrekkelijk, mede dankzij eerdere subsidieregelingen en saldering. Toch zijn er ook duidelijke beperkingen. De opbrengst is sterk afhankelijk van het seizoen en het tijdstip van de dag. De productie piekt vaak op zonnige middagen, terwijl de vraag dan juist laag is. In de winter, wanneer de warmtevraag het grootst is, leveren zonnepanelen relatief weinig. Deze mismatch leidt tot netcongestie en in sommige gevallen zelfs negatieve stroomprijzen. Daarnaast zijn zonnepanelen niet volledig milieuneutraal. Voor productie en transport zijn grondstoffen nodig zoals silicium, zilver, glas en aluminium. De panelen worden voornamelijk geproduceerd in China, wat Nederland afhankelijk maakt van geopolitiek gevoelige productieketens. De recycling van oude panelen staat nog in de kinderschoenen, waardoor het materiaalverlies hoog blijft.
Windenergie
Windenergie leverde in 2023 ongeveer 24% van de Nederlandse elektriciteit. Vooral windparken op zee hebben de afgelopen jaren aan terrein gewonnen. Windenergie is, net als zon, emissievrij bij gebruik en kan ook ’s nachts elektriciteit leveren wat een belangrijk voordeel is ten opzichte van zonne-energie. Toch heeft ook wind beperkingen. De productie is afhankelijk van weersomstandigheden en dus niet altijd voorspelbaar. Windmolens op land roepen geregeld weerstand op vanwege geluidsoverlast, slagschaduw, en aantasting van landschap en biodiversiteit. Ook op zee zijn er ecologische zorgen, onder andere over vismigratie en vogels. De bouw van windmolens vergt veel staal, beton en zeldzame aardmetalen, waarvan de winning milieubelastend is.
Geothermie en restwarmte
Geothermie, het winnen van warmte uit diepe aardlagen, heeft potentieel als stabiele, lokale warmtebron. In Nederland zijn enkele tientallen geothermiebronnen in gebruik, vooral in de glastuinbouw. Op termijn zou geothermie een aanzienlijk deel van de warmtevraag kunnen dekken, maar de ontwikkeling gaat langzaam. Boringen zijn kostbaar en risicovol, en vergunningprocedures lang. Restwarmte van industriële processen is beschikbaar op plekken waar veel energie wordt gebruikt. Via warmtenetten kan deze warmte worden benut voor woningen of andere gebouwen. Dat vereist echter grootschalige infrastructuur, goede afstemming en langdurige samenwerkingen tussen publieke en private partijen. Bovendien zijn veel industriële bronnen nog fossiel: zodra die verduurzamen, verdwijnt ook de restwarmte.
Waterstof
Waterstof geldt als veelbelovende energiedrager voor sectoren waar directe elektrificatie lastig is, zoals de zware industrie, luchtvaart of als seizoensopslag. Groen geproduceerde waterstof (via elektrolyse op basis van duurzame stroom) is vrijwel emissievrij, maar momenteel duur en energie-intensief. De efficiëntie is laag: slechts ongeveer een derde van de oorspronkelijke energie blijft na omzetting beschikbaar. Nederland zet in op een waterstofeconomie en bouwt aan infrastructuur en elektrolysecapaciteit. Toch zal voor 2030 de meeste waterstof nog grijs of blauw zijn (respectievelijk met en zonder CO₂-opslag), of worden geïmporteerd. De rol van waterstof moet dus strategisch gekozen worden, en niet als universele oplossing worden gepresenteerd. Waterstof is nuttig, maar geen wondermiddel.
Kernenergie
Kernenergie levert stabiele, grootschalige elektriciteit met zeer lage CO₂-uitstoot. De bestaande centrale in Borssele draait sinds 1973 probleemloos. Nieuwe kerncentrales kunnen bijdragen aan leveringszekerheid, vooral als zon en wind onvoldoende leveren. Het kabinet heeft plannen voor twee nieuwe centrales rond 2035. Tegelijkertijd zijn de nadelen bekend: hoge investeringskosten, lange doorlooptijden (10–15 jaar), risico’s bij incidenten, en het vraagstuk van kernafval. Ook is er maatschappelijke weerstand. Kleine modulaire reactoren (SMR’s) bieden mogelijk uitkomst, maar deze technologie is voorlopig nog toekomstmuziek.
Fossiele energie als restcapaciteit
Hoewel het doel is om fossiele energie af te bouwen, is volledige afschaffing op korte termijn niet realistisch. In vrijwel alle toekomstscenario’s blijft fossiele energie een restbron, met name voor noodgevallen, piekvraag of processen waar alternatieven (nog) niet beschikbaar zijn. Strategisch inzetten van aardgas, in combinatie met CO₂-opslag (CCS), kan een tussenoplossing zijn, mits helder begrensd.
Nieuwe innovaties
Tot slot zijn er veelbelovende innovaties in ontwikkeling: thermische batterijen, synthetische brandstoffen, zonthermie op hoge temperatuur, seizoensopslag in zoutlagen en algenproductie voor biobrandstoffen of CO₂-vastlegging. Deze technieken zijn nog niet commercieel rendabel, maar verdienen ruimte in het beleid van morgen.
BIJLAGE 6: TIJDPAD RICHTING 2050
De overheid heeft tot nu toe geen samenhangend tijdpad vastgesteld voor de energietransitie. Daarom hier een schets van een mogelijk pad. Niet als blauwdruk, maar een groeipad dat meebeweegt met nieuwe inzichten, technologische doorbraken en maatschappelijke keuzes. Het doel: een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening in 2050, waarbij we stap voor stap leren, bijstellen en doorbouwen.
1. Centrale ambitie
- 100% duurzame energievoorziening in 2050, met ruimte voor een kleine restpost fossiel (±1%) waar onvermijdelijk.
- Verbruik stapsgewijs omlaag: van 3.000 PJ nu naar ± 2.500 PJ in 2050 door efficiëntie, besparing en circulaire processen.
- Zelfvoorzienendheid: in 2050 minstens 50% van onze energieopwekking binnen Nederland; resterende import uitsluitend uit stabiele, betrouwbare landen.
- Betaalbaarheid: energiekosten structureel rond de 5–8% van het besteedbaar inkomen, zodat huishoudens en bedrijven niet overbelast raken.
- Draagvlak en eigenaarschap: burgers, coöperaties en bedrijven nemen zichtbaar deel aan de transitie. De energietransitie wordt niet alleen een technische, maar ook een maatschappelijke en democratische opgave.
2. Kaders en voorzieningen vanuit de overheid
Al geregeld (wetten en kaders):
- Sinds 2018: geen gasaansluitplicht voor nieuwbouw.
- Stapsgewijze verhoging CO₂-heffing voor industrie.
- Europese emissierechten (ETS) die jaarlijks schaarser worden.
Nog te regelen en versnellen:
- Jaarlijkse verhoging belasting op zwarte en grijze energie (tot uitfasering).
- Gefaseerd verbod op nieuwe kolen (uiterlijk 2030) en oliecentrales (uiterlijk 2035).
- Stoppen aanleg nieuwe fossiele infrastructuur (direct).
- Eén loket voor vergunningen duurzame opwek, opslag en netuitbreiding (uiterlijk 2026).
- 100% transparante netcapaciteitsdata beschikbaar voor markt en burgers (uiterlijk 2028).
- Versneld uitbreiden van elektriciteitsnet, warmtenetten en waterstofleidingen – verdubbeling capaciteit elektriciteitsnet vóór 2035.
- CO₂-beprijzing luchtvaart en scheepvaart (eerste stap rond 2030).
- Eerlijke toegang en ondersteuning voor huishoudens en mkb om te verduurzamen (isolatie, collectieve warmte, coöperaties).
- Klimaatneutrale en circulaire norm voor overheidsgebouwen en infrastructuur (uiterlijk 2050).
3. Migratiepad
Dit pad is geen rigide schema maar een groeipad. Elke 5 jaar markeert een stap met duidelijke mijlpalen voor overheid, bedrijven en burgers.
2025 – Huidige stand
- ± 20% duurzame energie.
- ± 20% elektriciteit van totale verbruik.
- ± 45% zelfvoorzienend.
- Energieprijzen hoog; urgentie breed gevoeld.
2030 – Volgende mijlpaal, fundament gelegd
- 40% duurzame energie.
- 35% elektriciteit.
- Alle kolencentrales gesloten.
- Verbruik terug naar ± 2.900 PJ.
- 2026: één vergunningenloket.
- 2027: nieuwbouwwijken verplicht duurzaam aangesloten.
- 2028: transparante netcapaciteitsdata beschikbaar.
- 2030: eerste landelijke waterstof-backbone operationeel.
- 2030: eerste grote recyclingcapaciteit voor batterijen en zonnepanelen operationeel.
2035 – Doorbraakfase
- 55% duurzame energie.
- 50% elektriciteit.
- Eerste grote waterstofclusters operationeel.
- Oliecentrales uitgefaseerd.
- Netcapaciteit verdubbeld t.o.v. 2025.
- 2032: geen nieuwe fossiele aansluitingen (ook niet bij renovaties).
- 2035: landelijk dekkend warmtenet in stedelijke gebieden.
2040 – Versnelling door schaal en samenwerking
- 65% duurzame energie.
- 55–60% elektriciteit.
- Industrie en logistiek grotendeels fossielvrij.
- Steeds meer gemeenschappen volledig zelfvoorzienend met opslag.
- Internationale afspraken voor leveringszekerheid groene energie en grondstoffen.
2045 – Afrondingsfase
- 80% duurzame energie.
- 65–70% elektriciteit.
- Gas alleen nog in niche-toepassingen.
- Minstens 50% zelfvoorzienend.
- 2045: volledige uitfasering zwarte energie.
2050 – Einddoel
- 100% duurzame energievoorziening (met ±1% fossiel als restpost).
- ± 2.500 PJ verbruik.
- Betaalbaar, betrouwbaar en sociaal rechtvaardig.
- Alle overheidsgebouwen en infrastructuur klimaatneutraal en circulair.
BIJLAGE 7: NATIONALE ENERGIEMONITOR
Een overzichtelijke nationale energiemonitor, een soort “slimme meter” op landelijk niveau, kan zichtbaar maken waar we staan in de transitie en of we op koers liggen. De volgende kernindicatoren vormen een compacte en direct toepasbare set:
Totale duurzaamheid
- Aandeel hernieuwbare energie in het totale finale verbruik (%).
- Regionale uitsplitsing per provincie om verschillen en voortgang zichtbaar te maken.
Sectorale verdeling
- Energieverbruik per sector: industrie, transport, huishoudens, landbouw en overige diensten.
- Per sector het aandeel fossiel versus duurzaam.
Elektriciteit
- Het aandeel van elektriciteit in het totale finale energieverbruik (%).
- Binnen die elektriciteit: aandeel duurzame opwekking (%), uitgesplitst naar zon, wind, biomassa en waterkracht.
Huishoudens
- Percentage woningen zonder aardgasaansluiting.
- Percentage woningen met eigen energievoorziening zoals zonnepanelen (individueel of coöperatief).
- Aandeel huishoudens in energiearmoede.
CO₂-uitstoot
- Totale uitstoot in megaton CO₂ per jaar, vergeleken met 1990.
- Uitsplitsing per sector: industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving, landbouw en elektriciteitsopwekking.
Circulariteit
- Percentage batterijen dat hoogwaardig wordt gerecycled.
- Percentage afval dat wordt gerecycled versus verbrand of gestort.
Energiezekerheid
- Mate van zelfvoorziening: welk deel van onze energie produceren we zelf, welk deel importeren we.
- Belangrijkste afhankelijkheden in fossiele brandstoffen en kritieke grondstoffen.
Netcapaciteit en flexibiliteit
- Cijfers over netcongestie (hoeveel aanvragen wachten).
- Beschikbare opslagcapaciteit (batterijen, waterstof, andere flexsystemen).
Prijs en toegankelijkheid
- Vergelijking van de prijs per kWh of GJ duurzaam versus fossiel.
- Ontwikkeling van de gemiddelde energierekening van huishoudens.
Op koers-indicator
- Toont of Nederland op schema ligt voor de mijlpalen van 2030, 2035, 2040, 2045 en 2050.
- Vergelijkt gerealiseerde cijfers met afgesproken of benodigde tussendoelen.
- Visueel weergegeven als een eenvoudig stoplicht of trendpijl (groen = op koers, oranje = risico, rood = achterstand).
Voor meer informatie neem gerust contact op: bramvoncken@vimc.nl | 06 2158 6281

VIMC | interim-management + consultancy
© 2007 – 2025 VIMC