De ander fascist noemen | Een nuchtere analyse

In het huidige politieke debat wordt de term fascisme veelal gebruikt om tegenstanders zwart te maken. Vooral leiders als Donald Trump, Viktor Orbán en Geert Wilders worden regelmatig bestempeld als fascisten. Maar klopt dit eigenlijk wel? Wat is fascisme werkelijk en is deze term in hun geval terecht?

Wat is fascisme?

Fascisme is geen modieus scheldwoord, maar een politiek systeem met specifieke kenmerken. Oorspronkelijk ontstond het in het Italië van Mussolini, later opgevolgd door het Duitse nazisme. De kern van fascisme omvat:

  1. Ultranationalisme: De natie staat boven alles, vaak gepaard met etnisch chauvinisme.
  2. Autoritarisme: Een sterke, charismatische leider die absolute controle uitoefent.
  3. Antidemocratie: De afwijzing van parlementaire democratie en pluralisme.
  4. Corporatisme: Een nauwe samenwerking tussen staat en bedrijfsleven in dienst van nationale doelen.
  5. Militarisme en geweld: Geweld als legitiem middel om maatschappelijke orde af te dwingen.
  6. Massamobilisatie: Grote volksbijeenkomsten en propaganda om de bevolking achter de leider te scharen.
  7. Ideologische zuiverheid: Strikte ideologische controle en verwerping van afwijkende denkbeelden.

Fascisme is dus veel meer dan autoritair leiderschap of harde taal. Het gaat om een totalitaire staatsstructuur die geweld, eenheidsdenken en verheerlijking van de leider centraal stelt.


Waarom Trump, Orbán en Wilders geen fascisten zijn

Als we bovenstaande kenmerken langs een aantal hedendaagse leiders leggen, wordt duidelijk dat de term “fascisme” vaak misplaatst is.

1. Ultranationalisme
Het klopt dat deze leiders sterk nationalistisch zijn. Trump met zijn “America First”-beleid, Orbán met zijn “illiberale democratie” en Wilders met zijn kritiek op islamisering en immigratie. Maar nationalisme is niet hetzelfde als fascisme. Nationalisme betekent in deze context vooral het beschermen van soevereiniteit en culturele identiteit, zonder expliciet te pleiten voor etnische zuivering of militair expansionisme.

2. Autoritarisme
Orbán heeft inderdaad stappen gezet die de Hongaarse democratie onder druk zetten, zoals het beperken van persvrijheid en het hervormen van de rechterlijke macht. Trump toonde tijdens zijn presidentschap autoritaire trekjes door kritiek te ondermijnen en verkiezingsuitslagen aan te vechten. Wilders spreekt fel en confronterend, maar opereert binnen de Nederlandse democratische kaders. Autoritarisme betekent echter nog geen fascisme.

3. Antidemocratie
Geen van deze leiders heeft expliciet gepleit voor de afschaffing van verkiezingen of democratische instituties. Trump’s pogingen om de verkiezingsuitslag van 2020 aan te vechten waren zorgwekkend, maar hij handelde binnen juridische kaders. Wilders en Orbán strijden via democratische processen en zoeken electorale legitimatie.

4. Corporatisme
Bij fascisme is er een nauwe verstrengeling van staat en bedrijfsleven om nationale doelen te dienen. Trump voerde juist een liberaal economisch beleid met deregulering. Orbán’s beleid is sterk centralistisch, maar niet per se corporatistisch. Wilders heeft geen economische macht.

5. Militarisme en geweld
Fascistische regimes kenmerken zich door militarisering en geweldsverheerlijking. Hoewel er rond Trump gewelddadige groepen zijn ontstaan, zoals de Proud Boys, was dit geen expliciet overheidsbeleid. Wilders en Orbán tonen geen enkele ambitie om hun macht met militair geweld af te dwingen.

6. Massamobilisatie
Wellicht het enige raakvlak is de massale steun en mobilisatie via sociale media en campagnes. Toch gebeurt dit binnen de democratische spelregels en is het gericht op verkiezingswinst, niet op staatsgrepen of totalitaire controle.

7. Ideologische zuiverheid
Fascisme vereist ideologische zuiverheid en een allesomvattende staatsideologie. Trump en Wilders blijven pragmatisch en combineren rechts-conservatieve en populistische elementen. Orbán werkt met een conservatief-christelijke visie, maar zonder de dogmatische totaliteit van fascisme.


Waarom de term fascisme gevaarlijk verwaterd is

Het achteloos gebruik van het woord fascisme is problematisch. Door alles wat autoritair of nationalistisch is onder dezelfde noemer te scharen, verliezen we het vermogen om eventuele échte fascistische dreigingen te herkennen. Tegelijkertijd demoniseren we politieke tegenstanders zonder inhoudelijk debat of beter nog de dialoog te voeren en geven we voeding aan ongezonde polarisatie.

Fascisme is geen label dat je zomaar op elke politieke tegenstander plakt. Het is een zwaar beladen term die verwijst naar een historisch dieptepunt van totalitair geweld en onderdrukking. Door het woord te misbruiken, reduceren we de werkelijke ernst ervan en laten we de ware betekenis vervagen.


Wat zegt het gebruik van het begrip over jezelf?

Als iemand een ander uitmaakt voor fascist, zegt dat vaak meer over de spreker dan over de beschuldigde. Het gebruik van zo’n zwaarbeladen term zonder gedegen onderbouwing kan wijzen op verschillende dingen:

Emotionele reactie in plaats van rationele analyse: De term fascist wordt vaak ingezet vanuit frustratie, boosheid of onmacht. Het kan een manier zijn om sterke afkeuring uit te drukken zonder daadwerkelijk inhoudelijk in debat te gaan.

Onvoldoende kennis van de term: Veel mensen gebruiken het woord fascisme als synoniem voor autoritair gedrag of harde retoriek. Dit wijst op een oppervlakkige interpretatie van politieke begrippen, waarbij de historische en ideologische lading van fascisme niet volledig wordt begrepen.

Morele superioriteit en framing: Door iemand als fascist weg te zetten, plaatst de spreker zichzelf automatisch aan de juiste kant van de geschiedenis. Het is een manier om morele superioriteit te claimen zonder het eigen standpunt inhoudelijk te verdedigen.

Onvermogen tot dialoog: Het labelen van een tegenstander als fascist sluit vaak de deur naar een constructief gesprek. Het maakt van de ander een karikatuur, waardoor wederzijds begrip en nuance verdwijnen.


Een oproep tot zorgvuldigheid

Het klakkeloos gebruiken van woorden als fascisme leidt tot polarisatie en vervuilt het debat. Willen we als samenleving sterker uit discussies komen, dan moeten we elkaar niet reduceren tot simplistische labels: fascist, racist, extreem rechts/links, complotdenker, wappie, deugmens, klimaatdrammer /ontkenner, populist, elite, boze witte man enzovoorts. Het vraagt om nuchterheid, nuance en bereidheid om de ander echt te begrijpen, ook als we het oneens zijn.